Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Binnengasleiding controleren op dichtheid. Geen lekkage. Werking ketel ivm hoog gasverbruik (wel nieuwe bewoner sinds een jaar) 2345m3 thermostaat handbediend. Deze bijgesteld met de huidige temperatuur en ingestelde temperatuur. Er zat +/- 3 graden verschil in. (…)”.Op de factuur van 14 januari 2014 heeft de monteur vermeld:
“Uitgevoerde werkzaamheden: Onderhoud aan de c.v. ketel uitgevoerd. Binnenleiding gecontroleerd op dichtheid, geen lekkages”. De Dikkenberg heeft per brief van 29 december 2014 (zie productie 5 inleidende dagvaarding) aan [appellant] bericht dat de gasmeter is gecontroleerd door er een controlemeter bij te plaatsen en dat uit die meetgegevens blijkt dat ook de gasmeter goed werkt. [appellant] heeft de factuur van 27 december 2013 onbetaald gelaten. [appellant] betoogt, kort samengevat, dat een deel van het verbruik van gas over het jaar 2013 voor rekening van De Dikkenberg dient te blijven omdat de cv-installatie niet goed functioneerde. Daarnaast vindt hij dat een te hoge prijs is berekend voor het verbruik van aardgas, water en elektriciteit sinds 2013.
“art. 3a. De beheerder zal zorgdragen voor de (door)levering van gas, water, elektriciteit en schoteltelevisie/-radio aan de eigenaar tegen marktconforme prijzen zoals deze door leveranciers aan individuele particulieren in rekening worden gebracht.”. Voorts schrijft De Dikkenberg in die brief dat zij voor het berekenen van de gas- en elektraprijs 2015 en voorgaande jaren de prijzen heeft gehanteerd welke NUON hanteert. Op grond waarvan de exploitatie-beheerovereenkomst, die kennelijk door De Dikkenberg is gesloten met de
eigenarenvan de huizen op het [B] , van toepassing zou zijn op de huurovereenkomst met [appellant] is echter gesteld noch gebleken. Het hof zal aan die exploitatie-beheerovereenkomst en hetgeen daarin is opgenomen dan ook voorbij gaan. Eveneens gaat het hof voorbij aan de niet onderbouwde stelling van De Dikkenberg dat [appellant] bij het aangaan van de huurovereenkomst mondeling akkoord zou zijn gegaan met de door haar gehanteerde prijzen. Dit wordt door [appellant] gemotiveerd betwist en strookt ook niet met de brief van 4 september 2016 waarin De Dikkenberg uitvoerig uiteenzet hoe zij tot de door haar gehanteerde prijzen is gekomen en waarin niets wordt aangevoerd omtrent een mondeling akkoord van de zijde van [appellant] . Bovendien heeft De Dikkenberg op dit punt ook geen bewijs aangeboden. Aldus moet het ervoor gehouden worden dat de bepaling “
de prijs wordt bepaald overeenkomstig de prijzen geldend voor bewoners van [B] op Recreatiepark De Dikkenberg”onduidelijk althans niet gespecificeerd is. Die onduidelijkheid komt voor rekening van de De Dikkenberg. De reden daarvoor is dat indien De Dikkenberg voor de bijkomende leveringen van gas, water en elektra een hogere prijs in rekening had willen brengen dan de prijs die uit het wettelijk systeem volgt, zij als professionele partij de schriftelijke overeenkomst zodanig duidelijk had moeten opstellen dat daaruit die betalingsverplichting blijkt op een wijze die niet voor misverstand vatbaar is. Nu daaraan niet is voldaan, komt dat voor rekening van De Dikkenberg (zie HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:144).
€ 318,00