Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2018, waarin de rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2013 ongegrond heeft verklaard. De Inspecteur van de Belastingdienst had de navorderingsaanslag opgelegd op basis van het vermoeden van kwade trouw van de belastingadviseur, [B], die de aangifte had verzorgd. Belanghebbende had in haar aangifte specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven en giften opgevoerd, maar de Inspecteur betwistte de juistheid van deze aftrekposten en stelde dat deze niet daadwerkelijk waren gemaakt. Het Hof heeft vastgesteld dat de aangifte van belanghebbende was ingediend vanaf het IP-adres dat aan [B] toebehoorde, en dat [B] eerder was veroordeeld voor het valselijk opmaken van aangiften. Het Hof concludeert dat [B] opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt, wat leidt tot kwade trouw in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Hierdoor is de Inspecteur bevoegd om de navorderingsaanslag op te leggen. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.