[appellant] is samen met [geïntimeerde] , [C] , [D] en de kleinkinderen deelgenoot in de fideicommissaire nalatenschap. Hij heeft in deze procedure - na een wijziging van zijn eis - gevorderd dat het hof:
I. voor recht zal verklaren dat de schenkingen van 24 mei 2012 van [F] aan [geïntimeerde] nietig en/of ongeldig zijn, althans dat [F] onbevoegd was deze schenkingen te doen;
II. voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] , zowel in persoon als in haar
hoedanigheid van executeur, onbevoegd is/was om over het overgebleven
fideicommissaire vermogen (verkregen door [F] uit de nalatenschap van haar vader) te beschikken en daaruit schenkingen ter zake des doods te voldoen, waaronder begrepen de schenkingen van 24 mei 2012 van [F] aan [geïntimeerde] ;
III. voor recht zal verklaren dat het recht van de verwachters op het overgebleven fideicommissaire vermogen (verkregen door [F] uit de nalatenschap van haar vader) prevaleert boven het recht van [geïntimeerde] als begiftigde voor zover de aan haar gedane schenkingen van 24 mei 2012 uit dit fideicommissaire vermogen zijn gedaan;
IV. de verdeling van het overgebleven onverdeelde fideicommissaire vermogen (verkregen door [F] uit de nalatenschap van haar vader) vast te stellen in die zin dat aan [appellant] , [C] [G] en [D] ieder toekomt een bedrag van € 94.324,34 te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode 4 november 1996 tot en met 19 mei 2014 zijnde in totaal € 128.298,56 en dat aan [kleinkind1] , [kleinkind2] , [kleinkind3] en [kleinkind4] ieder toekomt een bedrag van € 23.581,09 te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode 4 november 1996 tot en met 19 mei 2014 zijnde in totaal € 32.074,64;
V. [geïntimeerde] zal veroordelen tot voldoening van een bedrag van € 94.324,34 aan [appellant] , te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 4 november 1996 tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van € 1.718,24 aan buitengerechtelijke kosten;
VI. [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure en de kosten van de procedure in eerste aanleg, de eventuele nakosten daaronder begrepen en haar zal veroordelen tot terugbetaling aan [appellant] van een bedrag van € 3.858,- (het bedrag aan proceskosten inclusief nakosten dat [appellant] naar aanleiding van het vonnis in eerste aanleg aan [geïntimeerde] heeft voldaan), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het hof arrest wijst tot de dag der algehele voldoening.