In deze zaak gaat het om de vaststelling van partneralimentatie na een echtscheiding tussen de vrouw en de man, die in 2014 zijn getrouwd en in 2019 zijn gescheiden. De vrouw verzoekt het hof om een maandelijkse bijdrage van € 4.346 aan partneralimentatie, terwijl de man dit bedrag betwist en stelt dat hij het niet kan betalen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen, waarna zij in hoger beroep is gegaan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft financiële informatie verstrekt, waaruit blijkt dat haar netto besteedbaar inkomen in 2016 € 1.886 per maand was, terwijl het inkomen van de man € 5.984 per maand bedroeg. Na een uitgebreide beoordeling van de financiële situatie van beide partijen, concludeert het hof dat de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie in 2019 € 4.477 bedraagt.
De man heeft een WIA-uitkering en een tijdelijk dienstverband, maar kan niet voldoende inkomen genereren om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en vastgesteld dat hij netto € 1.844 per maand kan bijdragen aan de alimentatie. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man vanaf 19 maart 2019 een maandelijkse bijdrage van € 3.052 aan de vrouw moet betalen, en heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd.