Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
primair: de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal ontbinden op grond van artikel 7:686 BW en [verweerder] zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 188.580,50, althans een bedrag van € 30.587,50, althans een door het hof te bepalen bedrag;
3.De beoordeling in hoger beroep
Dat heeft cliënte doen besluiten om het dienstverband met u met onmiddellijke ingang te verbreken en u op staande voet te ontslaan. Cliënte is namelijk van mening dat uw gedrag zo grensoverschrijdend is dat het van haar in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst met u nog langer te laten voortduren. Cliënte vindt namelijk dat u de op u rustende verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst op grovelijke wijze heeft veronachtzaamd.”
uw gedrag’ volgens Imperial grensoverschrijdend is, maar welke (van de in het ACB-rapport genoemde) gedragingen Imperial daarmee bedoelt en welke verwijten aan [verweerder] in dat verband worden gemaakt wordt daarin niet duidelijk gemaakt.
669 lid 3 sub e, respectievelijk sub g BW
bij[B] /BCM, maar ook niet
via[B] . In zoverre volgt het hof [verweerder] niet in zijn stelling dat hij hier geen kwaad in zag en dat het ging om een algemeen ‘verkoopgesprek’. Uit de bandopname van het gesprek, waarvan een schriftelijke uitwerking is overgelegd, blijkt bovendien dat hij concreet zijn diensten aanbood. Het hof begrijpt dat Imperial [verweerder] verwijten maakt over zijn handelwijze en die verwijten zijn ook gegrond, maar Imperial heeft zelf ook een aandeel gehad in de ontstane problemen, zoals hiervoor is overwogen.
een bonusregeling die op grond van de persoonlijke prestaties en de bedrijfsresultaten door directie en aandeelhouders respectievelijk commissarissen vastgesteld wordt, waarbij een minimum van 1 maandsalaris is vastgelegd”. De arbeidsovereenkomst geeft dus aanspraak op een bonus, die op grond van de persoonlijke prestaties en bedrijfsresultaten wordt vastgesteld door de directie en aandeelhouders respectievelijk commissarissen met een minimum van één maandsalaris. [verweerder] kan daaraan geen aanspraak op een hogere bonus ontlenen dan het afgesproken minimum, op de grond dat hij eenmaal een bonus van € 29.000,- heeft ontvangen. De brief van 20 augustus 2018, die inhoudelijk aansluit op de arbeidsovereenkomst, geeft hem die aanspraak evenmin. [verweerder] beroept zich nog op de e-mailwisseling die voorafgaande aan het aangaan van de arbeidsovereenkomst is gevoerd over de bonusregeling. Daarin is door Imperial vermeld: “
Op basis van het verleden: een range van 4 tot 6 maanden bij goede resultaten. Minimale gratificatie is volgens het contract 1 maandsalaris”. Hierop vraagt [verweerder] om de minimale gratificatie te verhogen naar twee maanden, waarop Imperial afwijzend reageert, met een uitleg waarom voor het minimum van één maand is gekozen voor alle medewerkers, inclusief managers. [verweerder] is vervolgens akkoord gegaan met het minimum van één maandsalaris. De omstandigheid dat er in de onderhandelingen een ‘
range’ van vier tot zes maanden wordt genoemd maakt niet dat hij aanspraak zou kunnen maken op een hogere bonus.