ECLI:NL:GHARL:2020:4014

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
Wahv 200.230.985/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een hoger beroep inzake verkeerssancties en de toepassing van het ne bis in idem-beginsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die een sanctie had opgelegd voor het overschrijden van een doorgetrokken streep tijdens een inhaalmanoeuvre. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene, mr. J.M.C. Niederer, heeft in hoger beroep aangevoerd dat er sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel, omdat de betrokkene ook een sanctie had gekregen voor het gebruiken van een verdrijvingsvlak, wat volgens hem dezelfde gedraging betreft.

Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven, omdat de beslissing niet door de kantonrechter die de mondelinge behandeling heeft gedaan, is genomen. Het hof heeft vervolgens de beslissing van de officier van justitie vernietigd, omdat deze ten onrechte het administratief beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Het hof heeft ook de inleidende beschikking beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene een sanctie van € 230,- was opgelegd voor het overschrijden van de doorgetrokken streep. Het hof heeft geoordeeld dat het ne bis in idem-beginsel niet van toepassing is, omdat het overschrijden van de doorgetrokken streep en het gebruiken van een verdrijvingsvlak verschillende feiten zijn.

Desondanks heeft het hof bijzondere omstandigheden geconstateerd die aanleiding geven om het bedrag van de sanctie te matigen tot nihil, aangezien beide sancties voortvloeien uit dezelfde inhaalmanoeuvre. Het hof heeft de proceskosten voor vergoeding in aanmerking gebracht en de advocaat-generaal veroordeeld tot het betalen van € 787,50 aan proceskosten aan de betrokkene. Het arrest is uitgesproken op een openbare zitting en is ondertekend door mr. Van Schuijlenburg, met mr. Starreveld als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.230.985/01
CJIB-nummer
: 198557000
Uitspraak d.d.
: 26 mei 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 4 december 2017, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. J.M.C. Niederer, kantoorhoudende te Helmond.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is door de kantonrechter toegewezen tot een bedrag van € 123,75.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 16 juli 2018 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.

De beoordeling

1. Het hof stelt vast dat in het proces-verbaal/uitspraak staat dat de zaak is behandeld op de openbare zitting door kantonrechter mr. J.B.J. Driessen, maar dat de beslissing is gegeven door kantonrechter mr. R.G.J. Welbergen. De eisen van een behoorlijke procesvoering brengen mee dat alleen de kantonrechter die de mondelinge behandeling heeft gedaan en het onderzoek heeft gesloten, de beslissing kan nemen (vgl. HR 11 juni 1974,
NJ1974/482). Gelet hierop kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof zal deze beslissing dan ook vernietigen.
2. Vervolgens zal het hof overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De officier van justitie heeft het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen machtiging is overgelegd. Het hof constateert dat bij het administratief beroepschrift een (deugdelijke) machtiging is gevoegd. De officier van justitie heeft het beroep dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit brengt mee dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal worden verklaard en deze beslissing zal worden vernietigd. De overige bezwaren tegen deze beslissing behoeven daarmee geen bespreking meer.
3. Vervolgens zal het hof overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene een sanctie is opgelegd van € 230,- voor: “als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 4 juni 2016 om 14:26 uur op de Meervelderweg in Uddel met het voertuig met het kenteken
[00-YY-YY] .
4. De gemachtigde voert aan dat sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel. Aan de betrokkene is naast de onderhavige sanctie namelijk tevens een sanctie opgelegd voor het gebruiken van een verdrijvingsvlak. Het overschrijden van de doorgetrokken streep betreft in dit geval een verdrijvingsvlak. Aldus is sprake van dezelfde gedraging, dan wel van eendaadse samenloop of een voortgezette handeling. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde eerder in de procedure een kopie van de inleidende beschikking met CJIB-nummer 198557001 overgelegd.
Verder heeft de gemachtigde betoogd dat de gedraging niet in afdoende mate is komen vast te staan omdat het zaakoverzicht niet als ambtsedige verklaring van de ambtenaar kan worden gezien.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de onderhavige sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Het betrof een dubbele doorgetrokken streep.
Verklaring betrokkene: Ik wilde de auto met paardentrailer inhalen.”
6. Vast staat dat de gedraging is verricht. De omstandigheid dat het zaakoverzicht niet de status van ambtsedige verklaring heeft, doet daaraan niet af.
7. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er andere redenen zijn de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
8. In de zaak met CJIB-nummer 198557001 is aan de betrokkene een sanctie opgelegd voor “als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken” met hetzelfde voertuig en op dezelfde datum, tijd en locatie als de onderhavige gedraging.
9. Het ‘ne bis in idem’-beginsel houdt in dat niemand tweemaal mag worden gestraft voor hetzelfde feit. Ook in zaken als de onderhavige is dit beginsel van toepassing. Het beroep van de gemachtigde hierop slaagt echter niet. Het overschrijden van een doorgetrokken streep is immers een ander feit dan het gebruiken van een verdrijvingsvlak. De betrokkene is dus niet tweemaal gestraft voor hetzelfde feit.
10. Naar het oordeel van het hof is in dit geval echter wel sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om het bedrag van de sanctie te matigen. De gemachtigde heeft aangevoerd dat het overschrijden van de doorgetrokken streep in dit geval een verdrijvingsvlak betreft. Het dossier bevat hierover geen andersluidende informatie. Het hof ziet geen aanleiding op de ambtenaar in dit stadium van het geding nog om een toelichting te vragen, te meer nu de gemachtigde dit verweer reeds in de procedure bij de kantonrechter heeft gevoerd en het openbaar ministerie hierin geen aanleiding heeft gezien om aanvullende informatie in het geding te brengen. Daarom gaat het hof ervan uit dat beide sancties zijn opgelegd naar aanleiding van dezelfde inhaalmanoeuvre waarbij zowel een doorgetrokken streep is overschreden als een verdrijvingsvlak is gebruikt. Onder deze omstandigheden ziet het hof aanleiding om het bedrag van de sanctie in de onderhavige zaak op nihil te stellen.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 787,50.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de sanctie wordt vastgesteld op nihil;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 787,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier en op een openbare zitting uitgesproken. De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.