Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2020, zijn de ouders van een minderjarige betrokken in een geschil over het gezag en de omgang. De vader, vertegenwoordigd door mr. E.M. Elfrink, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. L. van Straten, hebben een complexe relatie die heeft geleid tot een verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechtbank Overijssel had eerder de moeder alleen belast met het ouderlijk gezag, wat de vader in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, vooral gezien het gebrek aan communicatie en de afwezigheid van contact tussen de vader en het kind sinds de zomervakantie van 2018. Het hof concludeert dat wijziging van het gezag in het belang van het kind noodzakelijk is en bevestigt de beslissing van de rechtbank. Daarnaast wordt in een ander deel van de zaak de omgang van de vader met het kind besproken. Het hof oordeelt dat het ontzeggen van het recht op omgang met de vader in het belang van het kind is, gezien de noodzaak van traumabehandeling voor het kind voordat omgang kan plaatsvinden. De proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.