ECLI:NL:GHARL:2020:4973
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarigen en de beoordeling van de machtiging tot uithuisplaatsing
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die respectievelijk 2 en 1 jaar oud zijn. De ouders, die gezamenlijk het gezag over de kinderen hebben, zijn in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter die de Stichting Jeugdbescherming Overijssel de machtiging gaf om de kinderen uit huis te plaatsen. De kinderen zijn op 15 maart 2019 in een pleeggezin geplaatst, en de ouders hebben sindsdien verschillende trajecten doorlopen om de situatie te verbeteren. De kinderrechter had eerder al een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing, die op 15 maart 2020 zou aflopen.
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter en verzoeken het hof om de kinderen terug te plaatsen in hun gezin, eventueel na onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de zaak behandeld op 28 mei 2020, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren, maar de pleegouders niet. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kinderrechter bevestigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. Het hof oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht is verleend, gezien de zorgen over de veiligheid van de kinderen en de conclusies van het onderzoek door [B].
De beslissing van het hof is gebaseerd op de noodzaak van de uithuisplaatsing voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, zoals vastgelegd in artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof concludeert dat er nog steeds zorgen zijn over de situatie van de kinderen en dat er eerst goed onderzocht moet worden of een terugplaatsing naar de ouders mogelijk is. De beschikking van de kinderrechter is dan ook bekrachtigd.