ECLI:NL:GHARL:2020:5186

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
200.268.518
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding op basis van Eritrees kerkelijk huwelijk met bewijsvoering van huwelijksakte

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep inzake de echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw de verzoekster is. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De vrouw heeft in hoger beroep de originele huwelijksakte overgelegd, waaruit blijkt dat zij gehuwd is met de man. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 30 april 2020 de vrouw in de gelegenheid gesteld deze akte te overleggen. De overgelegde huwelijksakte, die een Eritrese kerkelijke akte betreft, wordt door het hof als bewijs van het huwelijk geaccepteerd. Het hof oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de authenticiteit van het document en erkent de rechtsgeldigheid van het huwelijk.

De vrouw heeft onbetwist gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het hof komt tot de conclusie dat, anders dan de rechtbank, de echtscheiding moet worden uitgesproken. In de slotsom vernietigt het hof de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland en spreekt de echtscheiding uit tussen de partijen, die in 2008 in Eritrea zijn gehuwd. Tevens compenseert het hof de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is op 7 juli 2020 uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.268.518
(zaaknummer rechtbank Gelderland 354394)
beschikking van 7 juli 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.D. Splinter te Houten,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de man,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 30 april 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit een journaalbericht van mr. Splinter van 22 juni 2020 met één productie.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 30 april 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de vrouw in de gelegenheid gesteld de originele huwelijksakte in het geding te brengen. Zij heeft dit gedaan bij het journaalbericht van mr. Splinter van 22 juni 2020.
2.3
Op grond van de thans overgelegde originele huwelijksakte komt het hof tot het oordeel dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat zij gehuwd is met de man. Zoals in de tussenbeschikking van 30 april 2020 is overwogen, dient een Eritrese kerkelijke huwelijksakte in beginsel als bewijs van het huwelijk te worden geaccepteerd. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de authenticiteit van het overgelegde stuk. Daarmee wordt uitgegaan van de rechtsgeldigheid van het huwelijk.
2.4
De vrouw heeft onbetwist gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarom zal het hof, anders dan de rechtbank heeft gedaan, de echtscheiding tussen partijen uitspreken.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
3.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 augustus 2019 en opnieuw beschikkende:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [C] , Eritrea, [in]
2008;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.A. Eskes, R. Feunekes en H. Phaff, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Phaff en is op 7 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.