Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep inzake de echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw de verzoekster is. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De vrouw heeft in hoger beroep de originele huwelijksakte overgelegd, waaruit blijkt dat zij gehuwd is met de man. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 30 april 2020 de vrouw in de gelegenheid gesteld deze akte te overleggen. De overgelegde huwelijksakte, die een Eritrese kerkelijke akte betreft, wordt door het hof als bewijs van het huwelijk geaccepteerd. Het hof oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de authenticiteit van het document en erkent de rechtsgeldigheid van het huwelijk.
De vrouw heeft onbetwist gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het hof komt tot de conclusie dat, anders dan de rechtbank, de echtscheiding moet worden uitgesproken. In de slotsom vernietigt het hof de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland en spreekt de echtscheiding uit tussen de partijen, die in 2008 in Eritrea zijn gehuwd. Tevens compenseert het hof de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is op 7 juli 2020 uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.