In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2020 uitspraak gedaan op een herzieningsverzoek van verzoeker [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 februari 2020. De rechtbank had het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012. Verzoeker had eerder verzocht om toekenning van dwangsommen en had een aanslag die door de inspecteur was verminderd, verder verminderd gekregen. Het Hof had eerder het hoger beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn, namelijk een brief van het UWV van 13 juli 2018, die volgens hem de eerdere uitspraak van de rechtbank onderuit zou halen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker onredelijk lang heeft gewacht met het indienen van het herzieningsverzoek, aangezien hij meer dan een jaar na kennisname van het novum het verzoek heeft ingediend. Bovendien is het verzoek ook op inhoudelijke gronden afgewezen, omdat de inspecteur en de rechter niet bevoegd zijn om op verzoek van de belastingplichtige een belastingaanslag te verhogen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen.