In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee erfgenamen, [verzoekster] en [verzoeker], en [verweerder] over de legitieme portie en de inkorting van een legaat. [verzoekster] is de enige erfgename van haar vader, die in zijn testament een woning aan [verweerder] heeft gelegateerd. Na het overlijden van de vader van [verzoekster] heeft zij de woning aan [verweerder] overgedragen, maar zij stelt dat zij recht heeft op een legitieme portie van € 50.145, omdat zij minder heeft ontvangen dan haar legitieme portie. De rechtbank heeft de vorderingen van [verzoekster] en [verzoeker] afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de zaak grensoverschrijdende aspecten heeft, aangezien zowel [verzoekster] als [verweerder] in Turkije woonden op het moment van de dagvaarding. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht op basis van artikel 6 onder g Rv, omdat de erflater zijn laatste woonplaats in Nederland had. Het hof heeft de legitieme portie van [verzoekster] berekend op basis van de aangifte voor de erfbelasting en vastgesteld dat zij recht heeft op een bedrag van € 50.145. Het hof heeft geoordeeld dat [verweerder] dit bedrag aan [verzoekster] moet betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat [verweerder] ook € 33.000 moet terugbetalen aan [verzoekster] voor de door haar betaalde erfbelasting. De vorderingen van [verzoeker] zijn afgewezen, evenals de vorderingen van [verzoekster] met betrekking tot de kosten die zij voor [verweerder] heeft gemaakt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van [verzoekster] toegewezen, met compensatie van de proceskosten.