ECLI:NL:GHARL:2020:7046

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
200.254.673/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door lekkage na verbouwing

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een aannemer voor schade die is ontstaan door lekkage na verbouwingswerkzaamheden aan een woning. De appellanten, die de woning in 2017 hebben gekocht, stellen de aannemer aansprakelijk voor de lekkage die zij in de herfst van 2017 hebben geconstateerd. De aannemer, die in 2008 verbouwingswerkzaamheden heeft uitgevoerd, betwist dat hij verantwoordelijk is voor de lekkage en stelt dat deze is veroorzaakt door het verwijderen van een dragende scheidingswand door de appellanten zelf. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de lekkage het gevolg is van fouten van de aannemer. In hoger beroep hebben de appellanten hun vorderingen verminderd en opnieuw verzocht om schadevergoeding. Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat de aannemer tekort is geschoten in zijn verplichtingen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.254.673/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6679641)
arrest van 8 september 2020
in de zaak van

1.[appellante1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[appellante1],
2. [appellante2] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[appellante2],
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. S. Madjidi, kantoorhoudend te Drachten,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. De Timmersmantsjoender,
wonende te [B] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.G.H. Meijerink, kantoorhoudend te Drachten.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 november 2019 hier over. In dat arrest heeft het hof een zitting bepaald, die heeft plaatsgehad op 27 augustus 2020. Voorafgaand aan de zitting heeft [geïntimeerde] een akte overlegging producties (met de producties 9 tot en met 11) aan het hof en aan [appellanten] c.s. verstrekt. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich in kopie bij de stukken bevindt op basis waarvan het hof op verzoek van partijen weer arrest zal wijzen.

2.Waar gaat deze procedure over?

2.1
[appellanten] c.s. hebben in 2017 de woning aan [de a-straat 1] in [A] (hierna: de woning) gekocht en geleverd gekregen van [C] en [D] (hierna: [C/D] c.s.). Deze procedure draait in essentie om de vraag of [geïntimeerde] , die in 2008 in opdracht van [C/D] c.s. verbouwingswerkzaamheden heeft verricht aan de woning, door [appellanten] c.s. aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [appellanten] c.s. stellen te hebben geleden als gevolg van lekkage.
2.2.
Het geschil dat daarover tussen partijen is ontstaan heeft de volgende feitelijke achtergrond. Het hof zal voor een beschrijving van de feiten uitgaan van de feiten zoals de kantonrechter die in het vonnis van 11 september 2018 heeft vastgesteld; tegen die vaststelling is door partijen geen bezwaar gemaakt. Aangevuld met enkele andere feiten gaat het om het volgende.
2.3
[C/D] c.s. hebben in het jaar 2008 verbouwingswerkzaamheden laten uitvoeren door [geïntimeerde] aan de woning, waaronder het bouwen/verbouwen van dakkapellen.
2.4
Bij koopovereenkomst van 29 januari 2017 hebben [C/D] c.s. de woning verkocht aan [appellanten] c.s. In de koopovereenkomst is onder meer vermeld:
“[...]
Artikel 7. Feitelijke levering. Overdracht aanspraken
(…)
7.4 In deze koopovereenkomst is voor zover mogelijk begrepen de overdracht van alle aanspraken die
verkoper ten aanzien van de onroerende zaak kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden,
waaronder begrepen de bouwer(s), (onder)aannemer(s), installateur(s), architect(en) en leverancier(s), zoals wegens verrichte werkzaamheden of ter zake van aan de onroerende zaak toegebrachte schade, zonder dat verkoper tot vrijwaring verplicht is. Deze overdracht vindt plaats per de datum van de eigendomsoverdracht. Vindt de feitelijke levering op een eerdere datum plaats dan de ondertekening van de akte van levering, dan wordt de overdracht van bovenvermelde aanspraken effectief per die eerdere datum.
In dat laatste geval, verplicht verkoper zich hierbij de hem bekende gegevens ter zake aan koper te
verstrekken en machtigt verkoper koper hierbij, voor zover nodig, deze overdracht van aanspraken
voor rekening van koper te doen mededelen aan de desbetreffende derden overeenkomstig de
wettelijke bepalingen. (...)”.
2.5
De levering van de woning aan [appellanten] c.s. heeft op 21 juli 2017 plaatsgevonden.
[appellanten] c.s. hebben na de levering een scheidingswand op de eerste verdieping tussen twee slaapkamers verwijderd. Zij hebben daarmee van twee slaapkamers, één slaapkamer gemaakt.
2.6
Nadien, in de herfst van 2017, hebben [appellanten] c.s. lekkage geconstateerd ter plaatse van de dakkapellen, ter hoogte van de slaapkamer. [appellanten] c.s. hebben zowel
[C/D] c.s. als [geïntimeerde] daarvoor aansprakelijk gesteld.
2.7
Op 3 oktober 2017 heeft [geïntimeerde] de situatie ter plaatse bekeken. [geïntimeerde] heeft vervolgens aan [appellanten] c.s. laten weten dat de oorzaak van de lekkage volgens hem gelegen is in de omstandigheid dat [appellanten] c.s. de dragende scheidingswand tussen de twee slaapkamers hebben weggehaald.
2.8
In opdracht van [appellanten] c.s. heeft [E] van Doosje Bouwbegeleiding (hierna : [E] ) op 25 oktober 2017 een rapport uitgebracht over de (oorzaak van de) lekkage. In dit rapport is onder meer vermeld:
[...]
Bevindingen ter plaatse:
De woning van verzekerden is, volgens verzekerden, verbouwd in 2008/2009.
Tijdens deze verbouwing is achter de woning een deel aangebouwd; begane grond en eerste etage. Bij
deze verbouwing is het zadeldak doorgetrokken. In het aangebouwde deel is in beide dakvlakken een
dakkapel geplaatst. Na de overdracht ontstond er lekkage aan de bovenzijde van de dakkapellen.
[...]
De ondernemer ( [geïntimeerde] , toevoeging hof ) heeft in een mail aangegeven wat zijns
inziens de oorzaak is van de lekkage zonder aan te geven waar het water binnenkomt. De oorzaak van
de lekkage is, volgens de ondernemer, het verwijderen van dragende scheidingswand tussen de beide
slaapkamers (tekening 2). Hierdoor is de kapconstructie verzakt en zijn de met zink beklede zinken
daken op de dakkapellen schuin aflopend naar de woning komen te liggen. Deze verandering in
combinatie met de hoeveelheid water dat hierdoor op het dak blijft staan is de oorzaak van de lekkage, volgens de ondernemer. De bewoners hebben van de vorige bewoners tekeningen ontvangen welke de grondslag vormden voor de vergunningaanvraag bij de Gemeente. Op deze wordt het wandje tussen de beide slaapkamers aangeduid als een lichte scheidingswand. Deze wand wordt op de doorsnede (tekening/bijlage 8) behorende bij besluit van B&W van Heerenveen niet aangegeven. Daarnaast geeft deze doorsnede aan dat de sporenkap een prefab kap is. Op de doorsnee tekening is te zien dat de balklaag van het plafond geen onderdeel vormt van de constructie van de kap (tekening 3).
Bewoners zeggen dat zowel de vorige bewoners als de makelaar hebben aangegeven dat de wand
tussen de slaapkamers geen draagmuur was. Dit blijkt eveneens overtuigend uit de tekeningen.
[...]
Tijdens de inspectie is er, om de dakconstructie te kunnen bekijken in het plafond van de slaapkamer,
een gat gemaakt. Zichtbaar werd dat de dakconstructie op een andere wijze is samengesteld dan op de
vergunningstekening is aangegeven.
[...]
Gebreken:
[...]
Een punt van zorg is eveneens het ontbreken van de dampdichte folie. Deze folie zou zich, volgens de
vergunningaanvraagtekeningen moeten bevinden tegen de sporen. Bij een warmdakconstructie een
juiste uitvoering. Nu het dak echter gewijzigd is moet deze dampdichte folie worden aangebracht
tussen de balklaag van het zolderplafond en de gipsplaten welke aangebracht zijn tegen de balklaag en dienen als afwerking van het plafond. Het ontbreken van de folie kan resulteren in een vochtprobleem in de constructie. Mogelijk dat het vochtprobleem achter de boeien mede het gevolg is van het ontbreken van deze folie (foto 11). Dit is echter een continu proces en treedt niet alleen op na een regenbui.
De bewoners klagen echter over lekkage na een regenbui. De oorzaak hiervan is het ontbreken van een onderconstructie onder de nokvorsten. Hierdoor komt er water onder de pannen en loopt over de
dampdoorlatende folie naar beneden. De eerder geschetste constructie van een slab welke aan de
bovenzijde op het zink is bevestigd en vervolgens over de sporen is gelegd, waardoor er vocht over de
dampdoorlatende folie, onder de slab kan lopen zorgt ervoor dat het water in de onderliggende
constructie kan treden. Hierdoor ontstaat er lekkage na een regenbui.
De bewoners hebben geen werkzaamheden aan het dak verricht. Deze situatie was dus ook reeds
aanwezig voorafgaand aan de eigendomsoverdracht.
De lekkage wordt niet veroorzaakt door mogelijke constructieve problemen, zoals door de ondernemer wordt geschetst. De vochtproblemen worden veroorzaakt door bouwtechnische onvolkomenheden zoals het ontbreken van een onderconstructie ter plaatse van de nok en mogelijk als gevolg van het ontbreken van de dampdichte folie tussen de balklaag en de gipsplaten ter plaatse van het plafond in de slaapkamers) in het nieuwgebouwde deel van de woning.
[...]
Herstel:
[...]
Gezien de opmerking van de aannemer over de draagfunctie van de scheidingswand verdient het
aanbeveling de aannemer om de berekeningen van de dakconstructie te verzoeken of een constructeur
naar de constructie te laten beoordelen.
[...]
2.9
Op 1 november 2017 heeft de gemachtigde van [appellanten] c.s. onder meer
het volgende aan [C/D] c.s. meegedeeld:
“Inmiddels is onze deskundige langs geweest en heeft de kwestie bekeken. Een officieel rapport treft u bijgaand aan.
De deskundige is diverse keren op het dak geweest, en heeft de binnenkant (slaapkamer) goed bekeken. De deskundige heeft aangegeven er zo goed als zeker van te zijn dat de oorzaak niet komt door het weghalen van de wand (volgens de deskundige geen dragende wand), maar ligt het probleem/de oorzaak waarschijnlijk ook niet aan de dakkapellen. Hij vermoedde dat de oorzaak van de lekkage in de nok ligt. Om hier zeker van te zijn, hebben cliënten met de deskundige ter plekke een stuk plafond open gehaald en hierbij werden de vermoedens vrijwel meteen bevestigd. Er blijkt onder de nokpannen een rand te missen waardoor er water binnenkomt.
[...]”
2.1
In een e-mailbericht van 7 november 2017 heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan de gemachtigde van [appellanten] c.s. meegedeeld:
[...]
De werkzaamheden zijn uitgevoerd volgens de constructieberekeningen, daaruit blijkt dat het een
constructieve wand is. Deze kun je niet ongestraft verwijderen. Het heeft 9 jaar niet gelekt! Nu de
wand is verwijderd is dit probleem ontstaan.
2.11
In opdracht van [C/D] c.s. heeft [F] van Bouw Advies (hierna: [F] ) een ongedateerd rapport uitgebracht ter zake van de lekkage. In het rapport is onder meer vermeld:
[...]
Conclusie:
De dak lekkage is ontstaan door onvakkundig aangebrachte dakbedekking (dakpannen en nokvorsten)
en door verkeerde aansluiting dampdoorlatende folie op dakbeschot. Het ontbreken van dampdichte
folie kan een oorzaak van condens (vochtige) plekken zijn.
[...]
2.12
[appellanten] c.s. hebben in verband met de lekkage noodmaatregelen laten treffen door
Bouwbedrijf Halman.
2.13
Op 3 januari 2018 hebben [appellanten] c.s. onder meer het volgende
medegedeeld aan hun gemachtigde:
[...]
Hierbij wil ik graag op de hoogte stellen van het feit dat er sinds vannacht opnieuw water binnenkomt
in de slaapkamer.
Er is vannacht behoorlijk veel regenwater gevallen en de voorspelling voor vandaag en de komende
dagen is ook niet erg positief.
We hebben vannacht direct foto's gemaakt, deze stuur ik u bij deze toe. Naar ons idee, en na overleg
met [G] vanmorgen, komt de lekkage niet uit de nok (deze is immers gedicht), maar daar
waarbij de slap van de dakkapellen ophoud en overgaat naar het dampremmende folie. [G]
gaf nogmaals aan dat de afschot verkeerd is.
[...]
2.14
In een verklaring van 30 april 2018 heeft Bouwadvies Feenstra, die in het jaar 2008
door [geïntimeerde] was ingeschakeld als constructeur/tekenaar ter zake van de onderhavige
verbouwingswerkzaamheden, onder meer het volgende vermeld:
5
[...]
Ik ben destijds betrokken geweest bij deze werkzaamheden. Ik heb daarbij de tekeningen en
constructieberekeningen opgesteld. Voor het opstellen van deze verklaring heb ik naar de rapporten
van Doosje bouwbegeleiding en Bouwadvies gekeken.
Het is mij bekend dat in overleg met de familie [C/D] niet gekozen is voor een Prefab kap welke wel
op mijn tekening is aangegeven. Er is dus blijkbaar in afwijking van de tekeningen gebouwd.
[...]
De familie [appellanten] heeft op eigen initiatief een dragende/constructieve wand verwijderd op de
slaapkamers in de uitbouw op de verdieping. Zonder navraag bij de bouwer (deskundige) of dit
mogelijk is zonder dat er problemen ontstaan. Als bijlage een deel van de constructie berekening
(welke onderdeel zijn van de vergunning) waaruit blijkt dat dit een dragende/constructieve wand is. De constructie berekening is uitgegaan van een balklaag met een overspanning 2300 mm waarbij de
tussenwand (die nu is verwijderd) als dragende wand/tussen steunpunt is berekend. Door het
verwijderen van deze tussenwand ontstaat er een overspanning 2x2300mm=4600mm. De balklaag die
over beide dakkappellen overspant komt nu vrij te hangen (zakt in het midden). De overspanning is te
groot voor de balklaag. Hierdoor blijft er water staan op de zinken kapellen met alle gevolgen van
dien.
De nieuwe situatie voldoet bij lange na niet aan de constructieve voorschriften voor deze
overspanning, de situatie is nu levensgevaarlijk (mijn advies zou zijn daar z.s.m. ondersteuning aan te
brengen voor er ongelukken gebeuren).
Wat mij verbaast is dat de "deskundigen" (zie onderstaand fragment) geen kennis hebben genomen van de constructie berekeningen hoewel deze stukken allemaal beschikbaar zijn. (gemeente, constructeur en bouwadviseur hebben deze stukken). In beide rapporten wordt nergens gesproken over het verwijderen van de wand en de gevolgen die dit met zich mee brengt.
Beide rapportages geven mijn inziens geen duidelijkheid over de feitelijke oorzaak van de lekkage.
Gebreken:
Op de bouwvergunningsaanvraag tekeningen staat vermeld "Prefab sporenkap, detaillering en
uitvoering volgens tekening en berekening fabrikant en of constructeur". Als de kapconstructie wijzigt
en de scheidingswand tussen de slaapkamers een draagmuur wordt moeten hiervan tekeningen en
berekeningen kunnen worden overlegd.”
2.15
[C/D] c.s. hebben op grond van een minnelijke regeling met [appellanten] c.s. € 3.000,- als schadevergoeding aan laatstgenoemden betaald.
2.16
[appellanten] c.s. hebben tijdens de procedure bij de rechtbank [H] van BDA Dakadvies (hierna: BDA Dakadvies) verzocht een onderzoek te doen. [H] heeft zijn bevindingen beschreven in een rapport van 14 september 2018.
2.17
In opdracht van [appellanten] c.s. heeft Bouwbedrijf Halman in oktober/november 2018 werkzaamheden aan de dakkapellen verricht. De lekkage heeft zich sindsdien niet meer voorgedaan.

3.De vorderingen van [appellanten] c.s. en de beslissing van de rechtbank

3.1
[appellanten] c.s. hebben in de procedure bij de kantonrechter, kort gezegd, gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen om aan hen als schadevergoeding € 3.378,18 te betalen (herstelkosten en kosten van deskundigen) en een nader bedrag op te maken bij staat, tot een maximum van € 10.000,- en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2
[appellanten] c.s. hebben die vorderingen gebaseerd op de stelling dat [geïntimeerde] bij de in opdracht van [C/D] c.s. verrichte werkzaamheden fouten heeft gemaakt die de lekkages hebben veroorzaakt. Zij hebben daartoe verwezen naar de rapporten die door de deskundigen ( [E] , [F] ) zijn opgemaakt. Zij hebben gesteld dat de vorderingen die [C/D] c.s. uit dien hoofde hebben op [geïntimeerde] op grond van artikel 7.4 van hun koopovereenkomst met [C/D] c.s. op hen zijn overgegaan, zodat zij nu jegens [geïntimeerde] aanspraak hebben op schadevergoeding.
3.3
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen. Hij heeft onder meer bestreden dat hij fouten heeft gemaakt die tot lekkages hebben geleid. De lekkages in de slaapkamer zijn volgens hem te wijten aan [appellanten] c.s. zelf, omdat die een dragende scheidingswand hebben weggehaald.
3.4
Volgens de kantonrechter hebben [appellanten] c.s. met de door hen overgelegde rapporten onvoldoende onderbouwd dat de lekkages een gevolg zijn van werkzaamheden van [geïntimeerde] in 2008, mede gelet op het tijdsverloop – zonder lekkages - tussen die werkzaamheden in 2008 en het ontdekken van lekkages in 2017. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellanten] c.s. in het vonnis van 11 september 2018 daarom afgewezen en hen in de proceskosten van [geïntimeerde] veroordeeld (inclusief nakosten: € 437,50).

4.Wat is het oordeel van het hof?

4.1
[appellanten] c.s. willen dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt en alsnog hun vorderingen, die zij in hoger beroep hebben verminderd, toewijst. In hoger beroep vorderen zij nu € 4.453,88 (herstelkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2018, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, en € 1.950,00 (de kosten van het rapport van BDA Dakadvies), met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide procedures, alsmede tot terugbetaling van de door [appellanten] c.s. aan [geïntimeerde] betaalde proceskosten van € 437,50. Tegen deze wijziging van eis zijn door [geïntimeerde] terecht geen processuele bezwaren aangevoerd, omdat op grond van artikel 129 Rv een eis te allen tijde kan worden verminderd zolang nog geen eindarrest is gewezen.
4.2
[appellanten] c.s. hebben vijf grieven (gronden) geformuleerd, waarin zij uiteenzetten waarom de kantonrechter hun vorderingen ten onrechte heeft afgewezen en het hof die vorderingen zou moeten toewijzen. [geïntimeerde] heeft op zijn beurt voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Dat beroep strekt tot handhaving van zijn verweer, dat inhoudt dat [appellanten] c.s. een dragende scheidingswand hebben verwijderd. Omdat hij daarmee niet een andere beslissing nastreeft dan de kantonrechter heeft gegeven was het niet nodig incidenteel hoger beroep in te stellen. Het hof zal het incidenteel hoger beroep betrekken bij het verweer van [geïntimeerde] tegen de vorderingen van [appellanten] c.s. Het hof merkt nu reeds op dat naar vaste rechtspraak een aldus nodeloos ingesteld incidenteel hoger beroep niet leidt tot een (hogere) proceskostenveroordeling.
4.3
Het hof komt net als de kantonrechter tot een afwijzing van de vorderingen van [appellanten] c.s. Het hof zal hierna uitleggen waarop dat oordeel is gebaseerd.
4.4
[appellanten] c.s. baseren hun vorderingen, zo heeft hun advocaat ter zitting bij het hof nader toegelicht, op de volgende stelling: [geïntimeerde] is jegens [C/D] c.s. tekortgeschoten in de nakoming van zijn overeenkomst met [C/D] c.s.; [C/D] c.s. zijn met [appellanten] c.s.
(in artikel 7.4 van hun koopovereenkomst) overeengekomen dat ook toekomstige aanspraken van [C/D] c.s. op [geïntimeerde] op hen zijn overgegaan, ook in het geval dat [C/D] c.s. ten tijde van de levering van de woning aan [appellanten] c.s. zelf nog geen aanspraken konden laten gelden jegens [geïntimeerde] .
4.5
Het hof gaat er hierna - slechts veronderstellenderwijs - vanuit dat het aldus opgevatte artikel 7.4 inderdaad kan hebben bewerkstelligd dat [appellanten] c.s. (naast de woning) ook een (toekomstige) vordering tot schadevergoeding op [geïntimeerde] van [C/D] c.s. geleverd hebben gekregen. Daarvoor zal echter ten minste moeten komen vast te staan dat [geïntimeerde] jegens [C/D] c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten. Anders dan [appellanten] c.s. lijken te veronderstellen is het enkele feit dat sprake is (geweest) van lekkage daarvoor niet voldoende.
4.6
Het is aan [appellanten] c.s. om te stellen en zonodig te bewijzen dat sprake is van een tekortkoming van [geïntimeerde] in de nakoming van de overeenkomst van aanneming die [geïntimeerde] met [C/D] c.s. heeft gesloten en dat de lekkage/schade een gevolg is van die tekortkoming. Dat houdt in dat [appellanten] c.s. zullen moeten stellen en zonodig bewijzen wat de inhoud van de overeenkomst tussen [C/D] c.s. en [geïntimeerde] was, tot welke prestatie [geïntimeerde] zich met die overeenkomst tegenover [C/D] c.s. had verbonden en of en in hoeverre die prestatie is achtergebleven bij hetgeen de overeenkomst in de gegeven omstandigheden van [geïntimeerde] vergde. Het antwoord op de vraag wát de overeenkomst in de gegeven omstandigheden van de schuldenaar vergde - en dus ook of hij tegenover zijn contractuele wederpartij tekort is geschoten – kan slechts worden gegeven door uitleg van die overeenkomst met inachtneming van alle op dat moment relevante omstandigheden van het geval (vgl. HR 4 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2517).
Met andere woorden: pas als duidelijk is welke werkzaamheden [geïntimeerde] voor [C/D] c.s. moest verrichten, hoe hij dat moest doen en hoe hij dat heeft gedaan, kan beoordeeld worden of [geïntimeerde] fouten heeft gemaakt, die tot schade hebben geleid. Die door [appellanten] c.s. te geven duidelijkheid is temeer vereist, nu tussen het ontstaan van lekkage in 2017 en de werkzaamheden van [geïntimeerde] in 2008 geruime tijd is verstreken zonder dat lekkage is opgetreden als hier aan de orde, te weten lekkage ter hoogte van de slaapkamer. Weliswaar hebben [C/D] c.s. in de vragenlijst die is opgesteld in verband met de verkoop van de woning een opmerking gemaakt over een lekkage in 2014, maar gelet op de omschrijving daarvan was die een gevolg van een niet goed aansluitende loodslab en niet van een fout van [geïntimeerde] . [appellanten] hebben hun vorderingen ook niet gebaseerd op de stelling dat [geïntimeerde] in verband met die loodslab fouten heeft gemaakt. Bovendien zijn zonder inzicht in de tussen [geïntimeerde] en [C/D] c.s. gemaakte afspraken de bevindingen van [E] en [F] en BDA, die niet eenduidig zijn over de oorzaak van de lekkage, niet goed op waarde te schatten.
4.7
[appellanten] c.s. hebben in hun memorie van grieven in randnummer 23 aangegeven dat zij geen kennis hebben van de inhoud en de omvang van de tussen [C/D] c.s. en [geïntimeerde] gesloten overeenkomst en dat zij ten tijde van de overdracht van de woning geen stukken van [C/D] c.s. daarover hebben gekregen. Ter zitting van het hof is dat nog eens bevestigd door [appellanten] c.s. met hun verklaring dat zij ook later geen stukken van [C/D] c.s. over de verbouwing en de opdracht aan [geïntimeerde] hebben gekregen. Zij weten niet wat tussen [geïntimeerde] en [C/D] c.s. is afgesproken over de te verrichten werkzaamheden.
4.8
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat de overeenkomst met [C/D] c.s. inhield dat hij werkzaamheden aan de nok zou moeten verrichten; volgens hem waren zijn werkzaamheden beperkt tot het aanbrengen van de twee dakkappellen en is een deel van de verbouwingswerkzaamheden om budgettaire redenen door [C/D] c.s. zelf uitgevoerd. [appellanten] c.s. hebben deze stellingen van [geïntimeerde] niet voldoende gemotiveerd weersproken. Keerzijde daarvan is dat zij hun stelling dat [geïntimeerde] een fout heeft gemaakt doordat ter plaatse van de nokvorsten geen afdichting is aangebracht niet toereikend hebben onderbouwd. Het moet er daarom voor gehouden worden dat [geïntimeerde] geen werkzaamheden aan de nok en de nokvorsten heeft verricht of hoefde te verrichten.
4.9
Die constatering is van belang, omdat het ontbreken van een afdichting van de nokvorsten door [E] en [F] als oorzaak van lekkage is genoemd. Zelfs als dat zo is, valt dat niet aan [geïntimeerde] te verwijten, omdat geen sprake is van een aan hem toerekenbare tekortkoming. Voor zover [appellanten] c.s. hebben willen betogen dat [geïntimeerde] [C/D] c.s. voor het ontbreken van die afdichting had moeten waarschuwen gaat het hof aan die stelling voorbij. Niet alleen omdat die stelling pas tijdens de zitting van het hof naar voren is gebracht, en daarmee te laat vanwege de twee-conclusieregel, maar ook omdat die stelling onvoldoende is onderbouwd met feiten en omstandigheden waaruit een dergelijke waarschuwingsplicht zou kunnen volgen.
4.1
[E] en [F] hebben ook aandacht besteed aan de wijze waarop een kunststof slab is aangebracht op een opstaande zinkrand en een panlat, maar uit hun bevindingen blijkt niet voldoende dat deze wijze van aanbrengen foutief is en dat deze wijze van aanbrengen als zodanig – dus ook in het geval de nokvorsten wel zouden zijn afgedicht – tot lekkage heeft geleid. Een nadere toelichting daarop van de zijde van [appellanten] c.s. ontbreekt, terwijl ook het rapport van BDA Dakadvies daarover geen nadere informatie geeft. Deze wijze van aanbrengen wordt daarin niet beschreven, net zo min overigens als het ontbreken van een afdichting van de nokvorsten en de gevolgen daarvan. Het rapport van BDA Dakadvies geeft ook verder geen voldoende onderbouwing aan de stellingen van [appellanten] c.s. waar het gaat om de lekkage van de dakkapel bij de slaapkamer. Het rapport beschrijft onder het kopje ‘Dakkapel douche’ de wijze van dakbedekking en maakt melding van het afgesloten zijn van zink langs de randen en het niet waarneembaar zijn van afschot in de zinken afwerking. Los van niet nader beschreven vocht/condenssporen aan de onderzijde van het zink volgt uit dit rapport echter niet dat sprake is van lekkage ter hoogte van de slaapkamer en dat en op grond waarvan die een gevolg is van een tekortkoming van [geïntimeerde] .
4.11
In het voetspoor van [E] en [F] hebben [appellanten] c.s. gewezen op het ontbreken van dampremmende folie boven de gipsplaten in het plafond van de slaapkamer, waardoor condensvorming kan ontstaan en dat in afwijking van de vergunningstekeningen een ‘koudedak-constructie’ is aangebracht. Volgens [geïntimeerde] heeft hij zijn werkzaamheden uitgevoerd in overeenstemming met de met [C/D] c.s. gemaakte afspraken en dat, voor zover van tekeningen is afgeweken, dat in overleg met [C/D] c.s. is gebeurd in verband met het beperkte budget van [C/D] c.s. Deze stelling is door [appellanten] c.s. onvoldoende weersproken, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Op grond waarvan aan [geïntimeerde] enig toerekenbaar tekortschieten kan worden verweten is daarmee door [appellanten] c.s. onvoldoende onderbouwd. Dat het ontbreken van deze folie tot de door [appellanten] c.s. gestelde lekkage heeft geleid, blijkt bovendien niet. [E] noemt slechts als mogelijkheid dat vochtproblemen kunnen ontstaan, maar dat die zich concreet hebben voorgedaan blijkt niet. Als oorzaak voor de lekkage na regen waarop [appellanten] c.s. doelen (zie rov. 2.13 hiervoor) lijkt [E] dit ook niet te zien, nu volgens hem een dergelijk vochtprobleem, anders dan lekkage na of bij regenval, een continu-proces zou zijn. Ook de bevindingen van [F] en BDA Dakadvies wijzen niet op een causaal verband tussen het ontbreken van deze folie en lekkage na/door regenval. [F] suggereert slechts dat het mogelijk is dat bij koud weer condens is ontstaan en dat dit vocht mogelijk lijkt op daklekkage, maar het enkel suggereren van die mogelijkheden is niet een toereikende onderbouwing voor de stellingen van [appellanten] c.s. op het punt van het causaal verband. Een daarop toegespitst concreet bewijsaanbod hebben [appellanten] c.s. ook niet gedaan.
4.12
Concluderend: [appellanten] c.s. hebben hun stellingen dat sprake is (geweest) van lekkage ter plaatse van de slaapkamer, die een gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] jegens [C/D] c.s. in de nakoming van de overeenkomst tussen die partijen, onvoldoende onderbouwd. Voor bewijslevering of, zoals [appellanten] c.s. hebben gesuggereerd, het benoemen van een deskundige om nader onderzoek te doen ziet het hof onder die omstandigheden geen aanleiding.
4.13
[geïntimeerde] heeft nog aantal andere verweren gevoerd, die bij het slagen van één of meer grieven van [appellanten] c.s. nog ambtshalve door het hof beoordeeld hadden moeten worden met het oog op de eventuele toewijsbaarheid van de vorderingen van [appellanten] c.s. Nu de grieven, ieder voor zich en in onderling verband en samenhang bezien, niet slagen laat het hof die beoordeling bij gebrek aan belang achterwege. Daarbij merkt het hof nog wel op dat op de door [appellanten] c.s. gemaakte berekening van hun schade het nodige valt af te dingen, al was het maar vanwege de onduidelijkheid die bestaat over de vraag of de werkzaamheden op de facturen van Bouwbedrijf Halman die ter onderbouwing van de schade in het geding zijn gebracht, enkel zien op herstel van de lekkage in de slaapkamer of ook werkzaamheden hebben omvat die met die lekkage niet van doen hebben.
4.14
Het hof zal, onder verbetering en aanvulling van gronden, het vonnis van de kantonrechter van 11 september 2018 bekrachtigen (in stand laten). De vorderingen van [appellanten] c.s. in hoger beroep zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 318,- voor verschotten (griffierecht) en op € 1.518,- voor salaris advocaat volgens het gebruikelijke liquidatietarief (2 punten x tarief I). Het hof zal ook de gevorderde en niet bestreden nakosten en wettelijke rente over de proces-en nakosten toewijzen. Zoals eerder gezegd (rov. 4.2) zal het hof in het nodeloos ingestelde incidenteel hoger beroep geen (hogere) proceskostenveroordeling uitspreken.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 11 september 2018;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 318,- voor verschotten en op € 1.518,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de nakosten, begroot op € 157,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval [appellanten] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, B.J.H. Hofstee en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
8 september 2020.