ECLI:NL:GHARL:2020:716

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
200.263.438/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot adoptie en wijziging geslachtsnaam; minderjarigheidsvereiste en inbreuk op familie- en gezinsleven

In deze zaak gaat het om een verzoek tot adoptie en wijziging van de geslachtsnaam van een meerderjarige, [voornaam van belanghebbende], door verzoekers, die beiden de Nederlandse nationaliteit hebben. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 11 april 2019, waarin de verzoeken tot adoptie en naamswijziging zijn afgewezen. Verzoekers hebben in hoger beroep gesteld dat de weigering van adoptie een ongeoorloofde inbreuk op hun familie- en gezinsleven oplevert, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft vastgesteld dat [voornaam van belanghebbende] op het moment van het verzoek tot adoptie 23 jaar oud was, en dat niet voldaan is aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof oordeelt dat, hoewel er sprake is van een familie- en gezinsleven tussen verzoekers en [voornaam van belanghebbende], de wettelijke vereisten voor adoptie niet kunnen worden genegeerd. De omstandigheden in deze zaak rechtvaardigen niet dat het minderjarigheidsvereiste terzijde wordt gesteld. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek tot adoptie af, evenals het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.263.438
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 472564)
beschikking van 28 januari 2020
inzake
[verzoeker],
en
[verzoekster]
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. Th.P.M. Moons te Amersfoort.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder: [voornaam van belanghebbende] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, ingekomen op 8 juli 2019.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 januari 2020 plaatsgevonden. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Verder is [voornaam van belanghebbende] verschenen.

3.De feiten

3.1
[voornaam van belanghebbende] is op [geboortedatum] 1995 geboren te [geboorteplaats] , India, en is naar Nederlands recht sinds [geboortedatum] 2013 meerderjarig. De ouders van [voornaam van belanghebbende] zijn overleden.
3.2
Verzoekers hebben [voornaam van belanghebbende] in april 2014 in India ontmoet.
3.3
[voornaam van belanghebbende] verbleef vanaf juli 2016 drie maanden bij verzoekers op basis van een toeristenvisum. Vervolgens verbleef [voornaam van belanghebbende] een jaar bij verzoekers met een verblijfsvergunning voor het verblijfdoel au pair. Sinds 1 september 2017 verblijft [voornaam van belanghebbende] bij verzoekers op basis van een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd voor het verblijfsdoel studie.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van verzoekers tot adoptie van [voornaam van belanghebbende] en wijziging van de geslachtsnaam van [voornaam van belanghebbende] middels de toevoeging [geslachtsnaam verzoeker] afgewezen.
4.2
Verzoekers zijn met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
Verzoekers verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de adoptie door verzoekers van [voornaam van belanghebbende] uit te spreken en de naam van [voornaam van belanghebbende] te wijzigen in [belanghebbende] [geslachtsnaam verzoeker] , uitvoerbaar bij voorraad.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
[voornaam van belanghebbende] heeft de Indiase nationaliteit. Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit. [voornaam van belanghebbende] en verzoekers wonen in Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft gelet op artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5.2
Gelet op artikel 10:105 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het Nederlandse recht van toepassing op een in Nederland uit te spreken adoptie.
Relevante bepalingen
5.3
Gelet op artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het derde lid bepaalt dat het verzoek alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.
5.4
Artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW bepaalt dat een van de voorwaarden voor adoptie is dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is.
5.5
Artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bepaalt dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Het tweede lid bepaalt dat geen inmenging van enig openvaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Het oordeel van het hof
5.5
Verzoekers hebben op 20 december 2018 een verzoek tot adoptie van [voornaam van belanghebbende] ingediend bij de rechtbank. [voornaam van belanghebbende] was op dat moment 23 jaar oud, zodat niet is voldaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW. Verzoekers stellen echter dat sprake is van een uitzonderlijk geval, waarin de weigering van adoptie wegens de enkele meerderjarigheid een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM met zich brengt.
5.6
Naar het oordeel van het hof bestaat tussen verzoekers en [voornaam van belanghebbende] familie- en gezinsleven, zodat artikel 8 EVRM van toepassing is op de tussen hen bestaande betrekking. Aan artikel 8 EVRM kan echter niet het recht worden ontleend om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de toepasselijke wetgeving voor adoptie gestelde eisen. Dat adoptie niet mogelijk is omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarde dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, kan in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inmenging als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM (vergelijk Hoge Raad 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339). In een enkel geval heeft de rechter echter aangenomen dat de weigering een adoptie uit te spreken gelet op zeer bijzondere omstandigheden een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 EVRM met zich brengt en dat het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW om die reden ter zijde dient te worden gesteld (zie bijvoorbeeld Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juli 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BR2746, Gerechtshof Amsterdam 29 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1162, Rechtbank Gelderland 24 april 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6906 en Rechtbank Den Haag 22 februari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:2036).
5.7
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden in deze zaak niet rechtvaardigen dat de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW terzijde wordt gesteld. Anders dan het geval was in de hiervoor genoemde jurisprudentie waarin het minderjarigheidsvereiste terzijde is gesteld, zijn verzoekers en [voornaam van belanghebbende] pas ná de meerderjarigheid van [voornaam van belanghebbende] in gezinsverband gaan samenleven. Verzoekers hebben als bijzondere omstandigheden onder meer aangevoerd dat [voornaam van belanghebbende] met niemand anders dan verzoekers (en mogelijk hun familieleden) een band heeft die kan worden aangemerkt als familie- en gezinsleven en dat [voornaam van belanghebbende] in feite nog ruim nadat hij meerderjarig is geworden op het niveau van een minderjarige functioneerde. Zij hebben tijdens de mondelinge behandeling verder toegelicht dat de weigering een adoptie uit te spreken in de eerste plaats tot gevolg heeft dat een juridische erkenning van de bijzondere band, die zij ervaren als een ouder-kindrelatie, uitblijft en dat dit er daarnaast toe leidt dat grote onzekerheid over de verblijfstatus van [voornaam van belanghebbende] in Nederland blijft bestaan. Hoe begrijpelijk de wens van verzoekers om [voornaam van belanghebbende] te adopteren gelet op de door hen uiteengezette achtergrond daarvan ook is, naar het oordeel van het hof maken de gestelde omstandigheden en gevolgen niet dat het uitblijven van adoptie een ongeoorloofde inbreuk op het bestaande familie- en gezinsleven oplevert. Het niet toewijzen van het verzoek tot adoptie leidt er niet direct toe dat verzoekers en [voornaam van belanghebbende] niet langer in gezinsverband kunnen samenleven. [voornaam van belanghebbende] verblijft op dit moment immers met een geldige verblijfsvergunning bij verzoekers. Het zou de rechtsvormende taak van de (familie)rechter ver te buiten gaan indien het hof adoptie in strijd met het dwingendrechtelijke minderjarigheidsvereiste zou toestaan met als doel het verkrijgen van meer duidelijkheid omtrent de verblijfstatus van [voornaam van belanghebbende] . Ook de wens van verzoekers tot juridische erkenning van de bijzondere band, die verzoekers ervaren als een ouder-kindrelatie, rechtvaardigt geen terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW.
5.8
Nu het hof het verzoek tot adoptie van [voornaam van belanghebbende] niet zal toewijzen, komt het niet toe aan de beoordeling van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [voornaam van belanghebbende] .

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 april 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 28 januari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.