Uitspraak
Eresdé,
[geïntimeerde],
1.1 Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.2 Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 30 juli 2018, tegen de zitting van 4 december 2018;
- het herstelexploot van 14 december 2018 (nadat de appeldagvaarding niet was
aangebracht op 4 december 2018);
- de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte uitlating producties.
2.2 Vervolgens hebben partijen de processtukken overgelegd en heeft het hof een datum voor arrest bepaald.
In de memorie van grieven heeft zij haar vordering vermeerderd, in die zin dat zij nu betaling vordert van de bij de rechtbank gevorderde bedragen, te vermeerderen met de werkelijk door haar gemaakte proceskosten van € 33.920,73.
3.3 De vaststaande feiten
In deze bedragen is een totaalbedrag van € 27.006,21 inclusief btw verdisconteerd, waarvan de rechten zijn gecedeerd aan Eresdé te Harlingen."
ons (heeft) aangegeven dat hij geen akte van cessie heeft ondertekend".
uitgevoerde werkzaamheden, prijs conform opgave".
"
Tijdens onze inspectie ter plaatse stelden wij vast, dat de houten sporenkap met rieten bedekking dusdanig ernstig door vuur en bluswater is aangetast, dat deze grotendeels zal moeten worden vervangen. De constructieve schade kan pas worden vastgesteld als het merendeel van de binnenbetimmeringen op de eerste etage is verwijderd. (…) Na uitvoering van alle sloopwerkzaamheden en droogactiviteiten bleek dat feitelijk alleen het casco van het voorhuis, de gevels van de boerderij en delen van de begane grondvloer, dragende binnenmuren en draagbalken van de verdiepingsvloer gehandhaafd konden blijven.Eerst als alle inboedel en binnenbetimmeringen uit de woning zijn verwijderd, zal een grondige droging kunnen worden uitgevoerd, waartoe het rieten dak voor nood zal moeten worden afgedekt en een schoorsteen zal moeten worden gestut of verwijderd. Verzekerde woont met zijn gezin tijdelijk in het atelier, waartoe een tijdelijke keukenvoorziening, ventilatievoorziening en verwarming is geïnstalleerd. Een douche en toilet zijn hier aanwezig en de bijkeuken in de woning is ongeschonden, alwaar de opstelplaats is van een koelkast, boiler, cv-ketel en wasmachine. Voor de lichte sloopwerkzaamheden, het drogen en het treffen van diverse bouwkundige noodvoorzieningen, is Eresdé te Leeuwarden ingeschakeld. Met dit bedrijf hebben wij de nodige afspraken gemaakt.(…)
De schade is vastgesteld op een bedrag van € 281.391,00. Tijdens expertise is gebleken dat het verzekerd bedrag van € 295.900,00 op het moment van de schade niet voldoende was. Deze moest € 475.000,00 zijn. Er is sprake van onderverzekering. Het schadebedrag wordt dan als volgt berekend:
Hieronder vindt u een specificatie van het uitgekeerde bedrag.
"
Reeds op de eerste dag van mijn bezoek heb ik verzekerde, de heer [geïntimeerde] , uitgelegd wat jullie rol is in het totale schadeherstel. Door jullie inzet zou de inboedel snel worden opgeruimd en veilig gesteld, terwijl de opstal snel bouwrijp is opgeleverd, nadat jullie alle binnenafwerkingen hebben gesloopt. In diverse stadia in het begin van het schaderegelingsproces hebben we aan de heer [geïntimeerde] aangegeven dat hij formeel opdrachtgever van jullie is en dat hij de rechten op uitkering van jullie kosten aan jullie kan cederen door ondertekening van een akte van cessie. Naar ik begreep is door jullie noch een opdrachtbevestiging noch een akte van cessie in het beginstadium aan de heer [geïntimeerde] ter ondertekening voorgelegd. Dat de heer [geïntimeerde] dat argument nu gebruikt om jullie kosten niet te betalen, is natuurlijk volstrekt onterecht. Per slot van rekening zijn jullie kosten volledig verwerkt in onze schadevaststelling, welke bovendien volledig is onderschreven door contra expert [B] van Crawford & Company."
17 juli 2019 heeft de rechtbank Noord-Holland de vordering van Eresdé afgewezen. Volgens deze rechtbank is de stelling van Eresdé onbegrijpelijk, dat London het opdrachtgeverschap en de vordering van Eresdé in de brief van 10 mei 2017 (aangehaald in rov. 3.7) heeft erkend en heeft Eresdé ook niet voldoende onderbouwd dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Dekra een volmacht had tot het aangaan van de overeenkomst namens Allianz. Dat Dekra de schijn heeft gewekt in een andere hoedanigheid op te treden dan als schade-expert of coördinator van de werkzaamheden, is volgens de rechtbank niet gebleken.
"
Zoals uiteengezet is in de onderhavige procedure, waarbij in het bijzonder is verwezen naar de brieven van Allianz aan [geïntimeerde] d.d. 10 mei 2017 en 13 mei 2017, heeft Allianz conform de polisvoorwaarden de schade uitgekeerd aan haar verzekeringnemer. [geïntimeerde] had immers zelf de akte van cessie niet ondertekend. Het was vervolgens aan [geïntimeerde] zelf om dit bedrag te betalen aan Eresdé. Wat Allianz betreft is er aldus niet onverschuldigd betaald."
4.4 De vordering en de beslissing in eerste aanleg
5.5 De bespreking van de grieven
grief Ikomt Eresdé op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] haar opdrachtgever was. Eresdé stelt dat het haar volstrekt helder was dat [geïntimeerde] als haar opdrachtgever had te gelden. Zij voert daartoe aan dat [C] van Dekra gedurende het gehele proces meerdere malen bij [geïntimeerde] heeft aangegeven dat hij, [geïntimeerde] , formeel opdrachtgever is en dat intensief overleg heeft plaatsgevonden tussen [C] en [geïntimeerde] en ook tussen [geïntimeerde] en [B] van Crawford, de schade-expert van [geïntimeerde] . [B] heeft de kosten van Eresdé ook geaccordeerd en heeft ook de akte van taxatie, waarin de kosten van Eresdé zijn vermeld, geaccordeerd. Bovendien heeft London [geïntimeerde] er uitdrukkelijk op gewezen dat hij de kosten van Eresdé diende te betalen, aldus Eresdé.
Ook de akte van taxatie bevat een dergelijke mededeling niet; uit de akte blijkt slechts dat bij de taxatie van de schade rekening is gehouden met opruimingskosten, maar niet dat Eresdé in opdracht van [geïntimeerde] opruimingswerkzaamheden heeft verricht. De verwijzing in de akte naar een akte van cessie is, zoals tussen partijen niet ter discussie staat, onjuist. Als in de akte al enige verklaring van [geïntimeerde] gelezen kan worden, geldt dat Eresdé geen partij is bij de akte en dat de akte ook niet voor haar bestemd is. De akte bevat dan ook geen verklaring van [geïntimeerde] jegens Eresdé, en al helemaal geen verklaring waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat [geïntimeerde] Eresdé (alsnog) een opdracht verstrekt.
Grief IIIhangt, gelet op het verweer van [geïntimeerde] dat Eresdé geen werkzaamheden heeft verricht die zij niet vergoed heeft gekregen (en dus niet is verarmd), met grief II samen. Het hof zal de grieven daarom tezamen behandelen.
Pas nadat [geïntimeerde] in zijn memorie van antwoord dit verweer had herhaald en foto’s had overgelegd van de situatie na de brand ter onderbouwing van zijn stelling dat hij, gezien de staat van de woning, geen baat heeft gehad bij de door Eresdé aan haar vordering ten grondslag gelegde werkzaamheden, heeft Eresdé - in haar akte uitlating producties - voor het eerst in de procedure gesteld dat de sloopwerkzaamheden nodig waren om de schade te kunnen vaststellen. In dat verband heeft zij zich beroepen op het in overweging 3.7 aangehaalde verslag van expertise. Dat verslag heeft zij bij memorie van grieven overgelegd, maar zij heeft zich er toen slechts op beroepen ter onderbouwing van haar stelling dat [C] , de opsteller van het rapport, ervan uitging dat [geïntimeerde] de akte van cessie zou ondertekenen dan wel de factuur van Eresdé zou betalen.
nieuwe grief. De stelling is echter, in strijd met de in beginsel strakke regel dat grieven niet later dan in de memorie van grieven mogen worden aangevoerd, na de memorie van grieven ingenomen. Het hof ziet geen reden om in dit geval een uitzondering op deze regel aan te nemen. Het overweegt in dit verband dat Eresdé weliswaar de gelegenheid moest hebben om te reageren op de door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord overgelegde foto’s, maar dat deze foto’s niet dienden ter onderbouwing van een nieuw verweer van [geïntimeerde] , maar ter onderbouwing van het al in eerste aanleg door [geïntimeerde] gevoerde verweer dat hij geen baat had gehad bij (niet verrijkt was door) de werkzaamheden van Eresdé omdat zijn woning gesloopt moest worden. Die stelling vindt steun in het door Eresdé bij memorie van grieven overgelegde en in overweging 3.7 aangehaalde verslag van expertise, waarin immers is vermeld dat de woning grotendeels is gesloopt. Het had dan ook voor de hand gelegen dat Eresdé in de memorie van grieven al had toegelicht, gelet op het door [geïntimeerde] reeds gevoerde verweer, waarom [geïntimeerde] desondanks door de sloop- en droogwerkzaamheden verrijkt was. Eresdé heeft, hoewel dat wel op haar weg had gelegen, niet toegelicht waarom zij deze toelichting pas in de akte uitlating producties heeft gegeven.