ECLI:NL:GHARL:2020:7931

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
200.273.704
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over de minderjarige na onveilige thuissituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland op 28 november 2019 een beslissing genomen die later op 16 december 2019 is aangepast. De moeder, die alleen het gezag heeft over haar minderjarige kind, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze laatste beschikking. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 1 oktober 2020 de zaak behandeld. De moeder verzoekt het hof om haar het gezag over haar kind te laten behouden, terwijl de raad voor de kinderbescherming en het Leger des Heils, dat als voogd is benoemd, zich verzetten tegen dit verzoek.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is in 2016 met spoed uit huis geplaatst vanwege een onveilige thuissituatie, waarbij de vader zich agressief heeft gedragen. De moeder heeft ervoor gekozen om de relatie met de vader voort te zetten, wat volgens het hof een negatieve impact heeft op de minderjarige. Het hof concludeert dat de moeder niet de stabiele factor is die de minderjarige nodig heeft en dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige is verstreken. De beslissing van het hof is dat het gezag van de moeder over de minderjarige wordt beëindigd, en de beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd.

Het hof benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de huidige opvoedingssituatie en hechting bij het pleeggezin zwaarder wegen dan het belang van de moeder om het gezag te behouden. De uitspraak van het hof is dat het hoger beroep ongegrond is en de eerdere beschikking in stand blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.273.704
(zaaknummer rechtbank Gelderland 360031)
beschikking van 1 oktober 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de raad,
en
de gecertificeerde instelling
stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: Leger des Heils,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de pleegouders],
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding bij de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing gegeven op 28 november 2019. Deze beslissing is later aangepast op 16 december 2019. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen die laatste beschikking. De beschikking van 16 december 2019 wordt vanaf nu de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding bij het hof

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken binnengekomen:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 januari 2020;
- het verweerschrift van de raad.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 september 2020 plaatsgevonden.
Op die zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [B] , namens de raad, en
- [C] , namens het Leger des Heils;
De pleegouders waren er niet.

3.De feiten

3.1
De moeder en [D] zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2016 te [A] . De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
In de beschikking van 7 november 2016 is [de minderjarige] voor het eerst onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
3.3
Op 30 november 2016 is [de minderjarige] met een spoedmachtiging uit huis geplaatst in een crisispleeggezin.
3.4
Sinds 26 juli 2017 woont [de minderjarige] in het huidige pleeggezin. Daar kan hij blijven wonen.

4.Waar het bij het hof over gaat

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en het Leger des Heils benoemd tot voogd van [de minderjarige] .
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. De moeder is in hoger beroep gekomen tegen die beslissing. De moeder vraagt het hof om haar het gezag over [de minderjarige] te laten houden. Dat wil zeggen dat zij degene blijft die belangrijke beslissingen over [de minderjarige] neemt. Verder wil zij dat die beslissing meteen ingaan.
4.3
De raad is het niet eens met de moeder. De raad verzoekt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Wat in de wet staat
5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Wat het hof vindt
5.2
Het hof vindt dat er een einde moet komen aan het gezag van de moeder over [de minderjarige] . Dat betekent dat de moeder van [de minderjarige] geen belangrijke beslissingen over [de minderjarige] meer kan nemen. Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
5.3
[de minderjarige] is in 2016 met spoed uit huis geplaatst omdat hij thuis in een onveilige en bedreigende situatie terecht was gekomen. De vader heeft zich agressief gedragen naar de moeder toe. Hij heeft [de minderjarige] een keer een aantal uren ontvoerd. De vader heeft [de minderjarige] toen de moeder niet thuis was met een mes in zijn wieg teruggelegd. De vader heeft in de gevangenis gezeten voor dit misdrijf. Hij is sinds juni 2019 weer vrij.
5.4
Er zijn drie redenen waarom de moeder het gezag over [de minderjarige] kwijtraakt. De eerste reden is dat de moeder de keuze heeft gemaakt om de relatie met de vader voort te zetten. Het hof vindt dat de moeder het recht heeft een relatie te hebben met wie zij wil. Zoals de raad de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld, heeft die keuze wel een gevolg. Het betekent namelijk dat [de minderjarige] niet meer bij haar thuis komt wonen. De raad heeft nog steeds erg weinig vertrouwen in de vader. Volgens de raad ziet de vader te weinig in hoe slecht zijn onveilige en onvoorspelbare gedrag voor [de minderjarige] is. Ook lijkt de vader meer bezig met wat hij zelf nodig heeft dan met wat [de minderjarige] nodig heeft. Het hof is van oordeel dat het gedrag van de vader voor [de minderjarige] opnieuw gevaarlijke situaties kan opleveren.
5.5
Een tweede reden is dat de moeder zelf niet de stabiele factor is die [de minderjarige] nodig heeft. Het is fijn dat de bezoeken van de moeder aan [de minderjarige] vaak goed gaan. Volgens de raad is [de minderjarige] dol op de moeder en de raad ziet ook dat de moeder heel liefdevol is naar [de minderjarige] toe. De begeleide omgang tussen de moeder en [de minderjarige] is nog niet zo lang geleden op verzoek van de moeder uitgebreid met een half uur onbegeleide omgang. Dat betekent niet dat de moeder de dagelijkse zorg voor [de minderjarige] kan dragen. Zo lukt het de moeder bijvoorbeeld regelmatig niet om de bezoekafspraken na te komen. [de minderjarige] is dan erg teleurgesteld.
5.6
Een derde reden is dat de zogenoemde “aanvaardbare termijn” voor [de minderjarige] voorbij is. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling. [de minderjarige] is nu vier jaar. Dat is een leeftijd waarop hij langzamerhand meer besef krijgt van zijn omgeving en de jaarlijkse procedures over de vraag bij wie hij mag opgroeien. Daarom is het voor hem belangrijk dat hierover duidelijkheid komt. De moeder accepteert de uithuisplaatsing van [de minderjarige] niet. De kans is groot dat ieder jaar verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nodig zal zijn. Die procedures kunnen de onzekerheid bij [de minderjarige] aanwakkeren. Dat zal [de minderjarige] te veel gaan schaden. Het belang van [de minderjarige] bij voortzetting van de huidige opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces [1] met het gezin waar hij nu woont vindt het hof zwaarder wegen dan het belang van de moeder bij behoud van het gezag over [de minderjarige] .
5.7
Het hof begrijpt dat dit een harde boodschap voor de moeder is. Op de mondelinge behandeling heeft het hof gezien dat de moeder zich positief opstelt. Het hof vertrouwt er dan ook op dat de moeder de rust zal vinden om zich de komende jaren te concentreren op wat echt belangrijk is: het beste maken van de bezoekmomenten met [de minderjarige] . Want het is belangrijk voor [de minderjarige] om regelmatig te blijven voelen en te ervaren dat hij een moeder heeft waar hij niet bij kan wonen, maar die wel heel veel van hem houdt.
5.8
Het hoger beroep is ongegrond. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Dat betekent dat de beslissing van de rechtbank in stand blijft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 november 2019, zoals hersteld in de beschikking van 16 december 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, R. Feunekes en R.A. Eskes, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier, en is op 1 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Kinderen die veilig zijn gehecht willen in periodes van stress in de buurt zijn van de personen aan wie zij gehecht zijn. In onbekende situaties geven die personen de kinderen de steun die zij nodig hebben. Als een kind veilig gehecht is, heeft het vertrouwen in zichzelf en anderen. Dit heeft gevolgen voor het aangaan en in stand houden van relaties in de toekomst.