Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland op 28 november 2019 een beslissing genomen die later op 16 december 2019 is aangepast. De moeder, die alleen het gezag heeft over haar minderjarige kind, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze laatste beschikking. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 1 oktober 2020 de zaak behandeld. De moeder verzoekt het hof om haar het gezag over haar kind te laten behouden, terwijl de raad voor de kinderbescherming en het Leger des Heils, dat als voogd is benoemd, zich verzetten tegen dit verzoek.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is in 2016 met spoed uit huis geplaatst vanwege een onveilige thuissituatie, waarbij de vader zich agressief heeft gedragen. De moeder heeft ervoor gekozen om de relatie met de vader voort te zetten, wat volgens het hof een negatieve impact heeft op de minderjarige. Het hof concludeert dat de moeder niet de stabiele factor is die de minderjarige nodig heeft en dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige is verstreken. De beslissing van het hof is dat het gezag van de moeder over de minderjarige wordt beëindigd, en de beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd.
Het hof benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de huidige opvoedingssituatie en hechting bij het pleeggezin zwaarder wegen dan het belang van de moeder om het gezag te behouden. De uitspraak van het hof is dat het hoger beroep ongegrond is en de eerdere beschikking in stand blijft.