“Erflaatster en [geïntimeerde] waren wel bezig met het maken van een testament, maar ik wist dat niet. Nu weet ik het wel. Het ligt voor de hand dat je niet denkt aan een beperkte periode van samenwonen. Dus dat kan niet gegolden hebben voor [geïntimeerde] en erflaatster. Dat heb ik nooit aan hen gevraagd en ik heb het ook niet met ze besproken.
U vraagt mij of ik verklaringen of gedragingen van erflaatster of [geïntimeerde] ken waaruit af te leiden is dat zij wilden dat [geïntimeerde] ook haar erfgenaam zou zijn als zij niet meer zouden samenwonen. Die ken ik niet. Ik heb hier nooit over gesproken met erflaatster en [geïntimeerde] . Er werd niet over gepraat.
(…)
U vraagt mij of erflaatster iemand was die alles tot in de puntjes geregeld wilde hebben en die haar toekomst exact uitstippelde voor zichzelf. Ik denk dat dat twee vragen zijn. Het eerste gedeelte, of ze precies was en wist wat ze wilde, daarop is het antwoord ja. Of dat ook gold voor de vraag over de toekomst, daarover kan ik niks zeggen, dat weet ik niet.
(…)
Ik heb contact met haar (hof: erflaatster) gehad sinds de jaren ’80 tot en met haar ziekte, maar niet de laatste weken van haar ziekte.
(…)
U vraagt mij of ik weet of erflaatster toen inzag dat het einde van haar leven nabij was, of we daarover gesproken hebben. Daar hebben we niet over gesproken, wel over haar ziekte. Ze heeft wel laten merken dat ze er niet veel zin meer had in het leven. Ik ben op die uitspraak van haar niet ingegaan. Daar kan ik niet over praten. U vraagt of erflaatster met mij gesproken heeft over wat er met haar huis of spullen moest gebeuren. Dat heeft ze niet gedaan. U vraagt mij of ze in die periode met mij over [geïntimeerde] heeft gesproken. Dat weet ik niet meer, maar niet in het bijzonder. Het kan zijn dat zijn naam gevallen is, maar dat kan ik mij niet herinneren.
(…)
Nadat erflaatster en [geïntimeerde] uit elkaar gingen, heb ik altijd regelmatig contact gehad met beiden. Erflaatster hielp ik vaak met dingen in en om het huis, ook kwam erflaatster regelmatig bij [geïntimeerde] ouders in [plaats1] , net zoals ikzelf. Een zeer gastvrij en gezellig huis. Erflaatster heeft de familie [geïntimeerde] nooit echt verlaten. Ik heb haar nooit negatief over [geïntimeerde] horen spreken. Ze was weliswaar geen partner meer, maar altijd een vriend.”