In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2021 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake de erkenning van een minderjarige en de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige. De moeder en de vader zijn de ouders van de minderjarige, die in 2011 is geboren. De vader heeft de minderjarige erkend met toestemming van de moeder op 1 oktober 2018, maar de rechtbank Gelderland heeft in eerdere beschikkingen de erkenning nietig verklaard en vervangende toestemming verleend voor erkenning door de vader. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing en verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en een bijzondere curator te benoemen. De vader verzoekt op zijn beurt om gezamenlijk gezag over de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2021 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming waren ook aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgelijke signalen zijn over de minderjarige en dat er een raadsonderzoek noodzakelijk is om de omgangsregeling te bepalen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de erkenning betreft, maar de afwijzing van het verzoek van de vader om gezag te verkrijgen bekrachtigd. De raad is verzocht om een nader onderzoek te doen en hierover te rapporteren, waarna de behandeling van de zaak zal worden voortgezet.