Uitspraak
1.De vennootschap onder firma in liquidatieAlami Vis,
Alami Vis,
[appellant2],
[appellante3],
Alami Vis c.s.,
[geïntimeerde],
1.De procedure bij de kantonrechter
7 maart 2018, 18 december 2019 en 29 januari 2020 die de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.
2.De procedure bij het hof
3. Waar gaat deze zaak over?3.1 [appellant2] en [appellante3] , die in het verleden gehuwd waren, waren beiden vennoot van de inmiddels opgeheven vennootschap onder firma Alami Vis. Alami Vis hield zich bezig met het verwerken en fileren van vis.
3.2 [geïntimeerde] is op 25 februari 2013 als algemeen medewerker bij Alami Vis in dienst getreden op basis van een contract voor bepaalde tijd voor de duur van vijf maanden.
3.3 Op zaterdagochtend 13 juli 2013 is [geïntimeerde] gezien op de afdeling spoedeisend hulp van het Antoniusziekenhuis te Emmeloord met een snijwond aan drie vingers van de linkerhand. Hij is doorgestuurd naar het Isala-ziekenhuis te Zwolle, waar hij diezelfde dag is geopereerd door plastisch chirurg [D] . Nadien is [geïntimeerde] nog een keer geopereerd en heeft hij fysiotherapie gehad.
heeft een ZW-uitkering ontvangen en aansluitend een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
13 juli 2013 een arbeidsongeval heeft gehad bij Alami Vis. In een brief van 23 april 2015 aan Alami Vis heeft de Inspectie geschreven dat de heer [E] , arbeidsinspecteur, niet heeft kunnen vaststellen dat dit arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en dat daarom wordt volstaan met het opmaken van deze brief.
3.7 Nadat in het kader van een door [geïntimeerde] aanhangig gemaakte procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor zeven getuigen waren gehoord, heeft [geïntimeerde] in de procedure bij de kantonrechter gevorderd dat de kantonrechter oordeelt dat Alami Vis c.s. aansprakelijk zijn voor het hem overkomen bedrijfsongeval en veroordeeld worden tot betaling aan hem van de door hem geleden en nog te lijden schade van € 538.052,-, te vermeerderen met rente en (werkelijke) proceskosten.
In het tussenvonnis van 29 januari 2020 heeft de kantonrechter tussentijds hoger beroep opengesteld tegen het tussenvonnis van 18 december 2019.
4.4. De beoordeling van het geschil tussen partijen
Uitgangspunten
Alami Vis c,s, zijn het er niet mee eens dat [geïntimeerde] niet was geïnstrueerd en dat hij mogelijk handschoenen zou hebben gedragen als die hem waren verstrekt. .
veiligheidspal, ook niet voor de hand, zodat een onderbouwing ervan des te meer noodzakelijk was. Bovendien hebben Alami Vis c.s. ook op dit punt geen concreet bewijsaanbod gedaan.
Grief Xvan Alami Vis c.s. faalt dan ook wegens gebrek aan belang.
Anderzijds hebben [appellant2] en een andere ex-collega van [geïntimeerde] , [H] , als getuige verklaard dat er nooit op zaterdag werd gewerkt en dat [geïntimeerde] nooit de messen verwisselde. Dat was het werk van [H] . Hun verklaring worden op onderdelen ondersteund door de getuigenverklaringen van [appellante3] en [I] en door schriftelijke verklaringen van [J] , [K] en [L] , maar op andere onderdelen tegengesproken door schriftelijke verklaringen van [M] en [N] . [M] verklaart dat hij op 13 juli 2013 van het ongeval heeft gehoord en heeft gezien dat [appellant2] [geïntimeerde] die dag thuisbracht uit het ziekenhuis. [appellant2] heeft ontkend dat hij bij [geïntimeerde] in het ziekenhuis is geweest. [N] verklaart dat hij zelf heeft vastgesteld dat, anders dan door
Het ligt voor de hand dat indien [geïntimeerde] op 13 juli 2013 een arbeidsongeval heeft gehad bij het verrichten van visfileerwerkzaamheden, dat ongeval zich heeft voorgedaan bij het bedrijf waar hij op dat moment in dienst was, Alami Vis. Deze voor de hand liggende gedachte wordt ondersteund door de verklaringen van [geïntimeerde] zelf, als partijgetuige, wiens verklaring op belangrijke punten wordt ondersteund door de verklaringen van twee andere getuigen, door twee schriftelijke verklaringen en een bandopname.
Dit bewijs wordt op belangrijke onderdelen weersproken door de getuigenverklaringen van vier anderen, maar twee van hen zijn ook partij en hebben dus een eigen belang bij hun verklaring. Bovendien bieden deze verklaringen geen antwoord op de wel relevante vraag waar [geïntimeerde] zijn verwondingen heeft opgelopen wanneer dat niet bij Alami Vis is gebeurd. Dat geldt ook voor de drie schriftelijke verklaringen, die vrijwel gelijkluidend zijn en weinig gedetailleerd. De suggestie van Alami Vis c.s. dat het ongeval kan hebben plaatsgevonden bij een andere werkgever van [geïntimeerde] (waar wel op zaterdagen werd gewerkt) is met deze verklaringen dan ook nog niet bewezen.
- de drie die een schriftelijke verklaring hebben ondertekend - ook [appellant2] en [appellante3] voordragen. [appellant2] is nog niet gehoord over de context van de geluidsopname en Alami Vis c.s. hebben aangegeven dat zij hem daarover willen horen. Daar hebben zij ook belang bij. In zoverre hebben zij het aanbod om [appellant2] nogmaals te horen voldoende onderbouwd. Dat geldt niet voor het aanbod om [appellante3] nogmaals te horen. Dat aanbod wordt niet gehonoreerd. Het hof staat Alami Vis wel toe [J] , [K] en [L] te laten horen, net als eventuele andere nog niet gehoorde personen.
5.5. De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum