In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 januari 2020. De zaak betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 61 te [Z] voor het jaar 2019, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen op € 792.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 april 2021 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 644.000 voor. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde en voerde referentieobjecten aan ter onderbouwing van zijn standpunt. Het Hof heeft de referentieobjecten van de heffingsambtenaar beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende onderbouwd waren om de vastgestelde waarde te handhaven. Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum in goede justitie moet worden bepaald op € 750.000.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde van de woning verlaagd. Tevens zijn de proceskosten van belanghebbende vergoed tot een bedrag van € 2.136. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.