ECLI:NL:GHARL:2022:3532

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
200.292.278/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over klimplanten en de vraag of deze als heesters moeten worden aangemerkt

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen over klimplanten die aan de garage van de ene partij groeien. De appellant, wonende aan [adres] 50, en de geïntimeerde, wonende aan [adres] 49, zijn buren. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat de klimplanten, die van het soort Oosterse Wingerd zijn, zo gesnoeid moesten worden dat ze niet boven de boeidelen van de garage uitkomen. De appellanten zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld, terwijl de geïntimeerde in incidenteel hoger beroep gaat om de vorderingen die door de rechtbank zijn afgewezen. De kern van het geschil draait om de vraag of de klimplanten als heesters moeten worden aangemerkt volgens artikel 5:42 BW, wat zou betekenen dat ze binnen 50 cm van de erfgrens niet toegestaan zijn. Het hof oordeelt dat de klimplanten geen heesters zijn, omdat ze niet zelfstandig kunnen groeien zonder ondersteuning van een muur of andere structuur. Het hof komt tot de conclusie dat de vordering tot verwijdering van de klimplanten niet toewijsbaar is, maar dat de appellanten wel moeten zorgen dat de klimplanten niet over de dakrand van de garage groeien. Het hof legt een dwangsom op voor het geval de appellanten hieraan niet voldoen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.292.278/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 492105)
arrest van 3 mei 2022
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[appellant],
2. [appellante],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[appellante],
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. M.J.M. Groen, die kantoor houdt te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M.J. Willemsen, die kantoor houdt te Leusden.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
7 oktober 2020 en 24 februari 2021, die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 maart 2021, waarin ook de grieven zijn geformuleerd (met producties),
- de memorie van eis,
- de memorie van antwoord/tevens incidenteel appel met vermeerdering van eis (met producties),
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel,
- een akte van [geïntimeerde] (met een productie).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellanten] c.s. vorderen in het (principaal) hoger beroep - kort samengevat - dat het hof het eindvonnis van de rechtbank vernietigt en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijst en hun vordering alsnog toewijst, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
2.4
[geïntimeerde] vordert in het incidenteel hoger beroep - kort samengevat - dat het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt, zijn bij de rechtbank afgewezen vorderingen alsnog volledig toewijst en [appellanten] c.s. daarnaast veroordeelt tot betaling van € 1.247,21 aan buitengerechtelijke kosten, een en ander met veroordeling van [appellanten] c.s. in de proceskosten.
2.5 [geïntimeerde] heeft zijn vordering bij het hof vermeerderd, doordat hij nu voor het eerst ook veroordeling van [appellanten] c.s. in de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten vordert. [appellanten] c.s. hebben zich niet tegen deze vermeerdering van eis verzet. Het hof ziet ook geen reden om de vermeerdering van eis ambtshalve buiten beschouwing te laten. Het hof zal daarom beslissen op de vermeerderde eis van [geïntimeerde] .
2.6 [geïntimeerde] heeft in zijn laatste akte een e-mail van de door hem ingeschakelde partijdeskundige [de deskundige1] (hierna: [de deskundige1] ) overgelegd. [appellanten] c.s. hebben nog niet op deze e-mail kunnen reageren. Het hof zal hen die gelegenheid ook niet alsnog bieden, omdat zij daarbij geen belang hebben. Het hof zal dat hierna onder 5.15 toelichten.

3.Waar gaat deze zaak over?

3.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellanten] c.s. drie klimplanten moeten verwijderen, dan wel tot een maximale hoogte moeten afsnoeien. De klimplanten staan op het erf van [appellanten] c.s. en groeien aan tegen de naastgelegen garage van [geïntimeerde] .
3.2
De rechtbank heeft [appellanten] c.s. veroordeeld de klimplanten zo te snoeien dat ze onder de boeidelen van de zijmuur van de garage blijven en niet tegen de voor- en achtergevel van de garage gaan groeien. [appellanten] c.s. vinden dat te ver gaan en maken ook bezwaar tegen de hoogte van de door de rechtbank opgelegde dwangsom. [geïntimeerde] vindt dat de veroordeling juist niet ver genoeg gaat.
3.3
Het hof komt tot een iets ander oordeel dan de rechtbank, doordat het [appellanten] c.s. wel zal veroordelen om te snoeien, maar minder rigoureus dan waartoe zij door de rechtbank zijn veroordeeld. Het hof zal dat oordeel hierna motiveren, door eerst de relevante feiten te vermelden en door vervolgens de bezwaren (‘grieven’) van partijen tegen het vonnis van de rechtbank te bespreken.

4.4. De relevante feiten

4.1
[geïntimeerde] en [appellanten] c.s. zijn buren. [geïntimeerde] is sinds juli 1997 eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] 49 te [woonplaats1] . [appellanten] c.s. zijn sinds december 2003 eigenaar en bewoner van de woning [adres] 50.
4.2
Tegen een deel van de erfgrens van de percelen van [geïntimeerde] en [appellanten] c.s. staat de zijmuur van de garage van [geïntimeerde] . Pal naast deze zijmuur, op het terrein [appellanten] c.s., staan drie klimplanten van het soort Oosterse Wingerd (hierna: de wingerds). Deze wingerds groeien op tegen de zijmuur van de garage van [geïntimeerde] .
4.3
[geïntimeerde] heeft [appellanten] c.s. vergeefs verzocht en gesommeerd de klimplanten en alle andere aan de muur aangebrachte zaken te verwijderen.

5.De beoordeling van het geschil tussen partijen

Zijn de wingerds heesters?5.1 Volgens [geïntimeerde] zijn de wingerds heesters. Op grond van artikel 5:42 lid 1 BW is het niet toegestaan om binnen 50 cm vanaf de erfgrens heesters te hebben. Alleen om deze reden al moeten [appellanten] c.s. de wingerds verwijderen, vindt hij.
5.2
Een heester, of struik, is een houtachtige plant die zich onmiddellijk boven of al in de grond vertakt en die zelfstandig, dus zonder duurzaam extern hulpmiddel, (steeds verder) de lucht in groeit en dan ook permanent aanwezig blijft. Vanwege die eigenschap kan een heester, net als een boom, structureel (zon)licht ontnemen aan de omgeving waar hij staat. Dat is onder meer een reden dat in artikel 5:42 lid 1 BW een verbod tot het planten van heesters en bomen binnen 50 cm respectievelijk 2 meter van de erfgrens is opgenomen.
5.3
De wingerds van [appellanten] c.s. zijn – daarover zijn partijen het in hoger beroep eens – Oosterse wilde wingerds (Parthenocissus tricuspidata). De wingerds kunnen niet zelfstandig omhoog groeien, maar hebben daarvoor structureel hulp nodig van een boom, hek of muur om tegen op te groeien. Ook wanneer een wingerd op meer dan 50 cm van de erfgrens wordt geplant en zich op of net naast de erfgrens een muur bevindt, zal de wingerd tegen de muur op moeten groeien om ‘op hoogte te komen’.
5.4
Gelet hierop heeft [geïntimeerde] zijn stelling dat de wingerds heesters zijn onvoldoende onderbouwd. In dit verband merkt het hof op dat [de deskundige1] , de door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundige, de wingerds ook niet aanduidt als heester of struik, maar als plant en dat [geïntimeerde] ook niet verwijst naar botanische literatuur waar de wingerds wel als struik of heester worden gecategoriseerd.
5.5
Het beroep van [geïntimeerde] op artikel 5:42 BW gaat gezien het voorgaande niet op en de op die bepaling gebaseerde vordering tot verwijdering van de wingerds is daarom niet toewijsbaar [1] . De vraag of deze vordering is verjaard, kan om die reden onbesproken blijven [2] .
De grondslag van de vordering tot verwijdering5.6 [geïntimeerde] stelt dat hij als eigenaar van de garage vrij is om met uitsluiting van een ieder vrij gebruik te maken van de garage en dus ook van de muren van de garage. De enkele aanwezigheid van de wingerd tegen de muren betekent een inbreuk op dat eigendomsrecht en hij hoeft die inbreuk pas toe te staan voor zover hij daardoor geen schade lijdt, niet in zijn gebruiksmogelijkheden van het eigendomsrecht wordt beperkt en er geen hinder van ondervindt.
5.7
Het hof is het met [geïntimeerde] eens dat de vordering tot verwijdering van de wingerds toewijsbaar is indien en voor zover [geïntimeerde] schade lijdt door de wingerd, er door in zijn gebruiksmogelijkheden van de garage(muur) wordt beperkt en/of hij er hinder van ondervindt. Indien en voor zover dat niet het geval is, heeft [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden onvoldoende belang bij een vordering tot verwijdering van de wingerd
(vgl. artikel 3:303 BW). Indien wel sprake is van schade en/of hinder en/of een beperking van de gebruiksmogelijkheden door de wingerds, is de vordering tot verwijdering geheel of gedeeltelijk toewijsbaar. Bij de gedeeltelijke toewijsbaarheid gaat het dan om de subsidiaire vordering tot het snoeien van de wingerds.
5.8
Het hof zal hierna dan ook beoordelen of een of meer van de door [geïntimeerde] gestelde gevallen zich voordoet. Gelet op wat partijen over en weer hebben gesteld, kan onbesproken blijven of [geïntimeerde] door de wingerd in de gebruiksmogelijkheden van de garagemuur wordt beperkt. Dat is niet aannemelijk geworden; de garage(muur) functioneert ook met de wingerd als garage(muur).
5.9
Voordat het hof ingaat op de vraag of sprake is van schade en/of hinder, zal het gelet op een van de grieven van [appellanten] c.s., ingaan op de grondslag waarop de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] gedeeltelijk heeft toegewezen en op een door [appellanten] c.s. gevoerd verjaringsverweer.
Op welke grondslag heeft de rechtbank de vordering tot het snoeien van de wingerds toegewezen?5.10 De rechtbank heeft de vordering tot het snoeien van de wingerds gedeeltelijk toegewezen. [appellanten] c.s. wijzen er terecht op dat onduidelijk is op welke grondslag de rechtbank de vordering toewijsbaar heeft geoordeeld. De rechtbank heeft overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat de wingerds de muur beschadigd hebben. Verder heeft de rechtbank overwogen dat [geïntimeerde] heeft gesteld hinder te ondervinden van de wingerds omdat die over de rand van de garage groeien en de afvoer en het ventilatiesysteem verstoppen, maar dat de rechtbank heeft begrepen dat dit niet langer een twistpunt is tussen partijen. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de andere aangevoerde hindergrond – de wingerds dienen als route voor steenmarters naar het garagedak en de woning van [geïntimeerde] – geen hout snijdt: “
Het belang van [geïntimeerde] om die ene route voor de marters weg te nemen (…) weegt niet op tegen het belang van [appellanten] c.s. om de wingerd (grotendeels) te behouden.
5.11
Gelet hierop is inderdaad niet duidelijk op grond waarvan de rechtbank [appellanten] c.s. wel heeft veroordeeld de wingerds terug te snoeien. Indien die beslissing is gebaseerd op de door de rechtbank vastgestelde
vreesvan [geïntimeerde] dat de wingerds schade zullen aanrichten, dan kan die vaststelling de toewijzing van de vordering niet dragen. Beslissend is, zoals [appellanten] c.s. terecht aanvoeren, niet of [geïntimeerde] bang is voor schade, maar of die angst gegrond is. Dát heeft de rechtbank niet vastgesteld, maar heeft zij juist in twijfel getrokken met de overweging dat niet kan worden vastgesteld dat al schade is aangebracht aan de muur.
5.12 Het bezwaar dat [appellanten] c.s. maken tegen de motivering van het oordeel van de rechtbank is dan ook gegrond [3] . Of dat [appellanten] c.s. zal helpen, zal hierna blijken.
Is de op beschadiging en hinder gebaseerde vordering van [geïntimeerde] verjaard?5.13 [geïntimeerde] heeft zijn vordering tot verwijdering, subsidiair het snoeien van de wingerds zoals gezegd gebaseerd op het betoog dat door de wingerds de muur, en in elk geval het boeideel van de muur, beschadigd wordt. Daarnaast is volgens hem sprake van hinder.
5.14
[appellanten] c.s. hebben zich tegen de op deze grondslagen gebaseerde vordering van [geïntimeerde] bij de rechtbank verweerd met een beroep op verjaring. De rechtbank heeft dat beroep, overigens zonder dat uitdrukkelijk te bespreken, niet gehonoreerd, door de hinder en (mogelijke) schade inhoudelijk te beoordelen. [appellanten] c.s. hebben geen grief gericht tegen de (impliciete) verwerping van hun verjaringsverweer, zodat er in hoger beroep van moet worden uitgegaan dat van verjaring geen sprake is.
5.15
Dat betekent dat in het midden kan blijven hoe oud de wingerds precies zijn. Om die reden hebben [appellanten] c.s. er geen belang bij om te reageren op de bij de akte van [geïntimeerde] overgelegde e-mail van [de deskundige1] .
Veroorzaken de wingerds schade aan de garage en/of leveren ze ander nadeel op voor [geïntimeerde] ?5.16 Partijen zijn het erover eens dat de wingerds zich met dunne takjes, waaraan kleine kleverige hechtschijfjes zitten, aan de muur hechten. Die hechtschijfjes fungeren als zuignapjes. Partijen zijn het er verder over eens dat de wingerds snel groeien. Over de precieze wijze waarop de groei van de wingerds verloopt zijn partijen het niet eens. Partijen zijn het er ook niet over eens of de wingerds ook schade toebrengen. Volgens [geïntimeerde] is dat wel het geval. [geïntimeerde] beroept zich op een rapport van [de deskundige1] van 31 mei 2021, waarin hij beschrijft dat hij schade heeft vastgesteld aan diverse onderdelen van de garage. Volgens een door [appellanten] c.s. ingeschakelde deskundige, [de deskundige2] (hierna: [de deskundige2] ), in een rapport van 12 december 2019, kan schade bij het verwijderen van een wingerd worden voorkomen door de wingerd zover te laten verdorren dat hij gemakkelijk loslaat. Dat gaat vrij goed binnen één jaar na het doorzagen, omdat de restanten van de plant verpulveren en gemakkelijk van de muur kunnen worden geborsteld. Voor het verwijderen van de (resten van) de wingerds aan de trespaplaat geldt hetzelfde.
5.17
Uit het rapport van [de deskundige1] blijkt dat hij, anders dan [appellanten] c.s. suggereren, wel degelijk ter plaatse is geweest (op 27 mei 2021) en ook zelf foto’s heeft genomen. Ook [de deskundige2] is ter plaatse geweest, maar uit zijn rapport volgt dat hij zich vooral heeft geconcentreerd op het vaststellen van de leeftijd van de wingerds. Hij heeft geen onderzoek gedaan naar de vraag of concrete schade door deze wingerds aan deze garage wordt veroorzaakt, maar heeft algemene opmerkingen gemaakt over het verwijderen van wingerds van muren en trespaplaten.
5.18 Het hof vindt het rapport van [de deskundige1] overtuigend op het punt van de schade aan de kozijnen en de geverfde boeiboorden en platen. Tussen partijen is niet in geschil dat de zuignapjes van de wingerds zich hechten aan de muur. Het is aannemelijk dat ze zich ook zullen hechten aan de kozijnen en de geverfde boeiboorden wanneer de wingerd daar tegenaan groeit. Ook is aannemelijk dat wanneer de zuignapjes worden verwijderd met een plamuurmes of een borstel plaatselijk schade ontstaat aan het verfwerk. Bovendien is niet uitgesloten dat de zuignapjes na verwijdering van de zuignapjes een donkere afdruk achterlaten, zoals [de deskundige1] aangeeft. [appellanten] c.s. hebben de bevindingen van [de deskundige1] ook niet gemotiveerd weersproken. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de wingerds (enige) schade hebben toegebracht aan de kozijnen en de geverfde boeiboorden.
5.19
Dat er ook sprake is van schade aan het ongeverfde witte boeiboord van trespa aan de zijmuur van de garage vindt het hof onvoldoende aannemelijk. [de deskundige1] schrijft daarover slechts dat dat boeiboord lelijk is geworden door de aanwezigheid van duizenden zuignapjes. Hij schrijft niet dat die zuignapjes daar niet zonder schade verwijderd kunnen worden. Het hof merkt in dit verband op dat het boeiboord aan de zijmuur niet geverfd is, zodat van eventuele schade aan het verfwerk geen sprake kan zijn. Bij gelegenheid van de plaatsopneming heeft de rechtbank vastgesteld dat een deel van het boeideel was ontdaan van wingerds en dat op dat “kale boeideel” geen beschadigingen zichtbaar waren. Wat voor het ongeverfde boeideel geldt, geldt naar het oordeel van het hof ook voor de stenen. [de deskundige1] schrijft weliswaar dat de verwijderde zuignapjes een blijvende ronde afdruk op de stenen geven, maar hij licht dat niet toe. Foto’s waarop die ronde afdrukken zichtbaar zijn, ontbreken bij zijn rapport en hoe hij bij één bezoek heeft vastgesteld dat die ronde afdrukken
blijvendzijn, is onduidelijk.
5.2
De tussenconclusie is dat de wingerds beschadiging van (en dus schade aan) de geverfde boeiboorden en kozijnen van de garage veroorzaken, maar niet aan de ongeverfde boeiboorden en de stenen [4] .
5.21
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij last heeft van de wingerds doordat het ventilatiesysteem en de afvoer van zijn woning erdoor verstopt raken. Het hof vindt het aannemelijk dat wanneer de wingerds doorgroeien tot op het dak van de garage en in de goot van de garage, dit de waterafvoer bemoeilijkt. Uit door [geïntimeerde] overgelegde foto’s volgt dat zich dicht bij de rand van het garagedak de uitlaat van een ventilatiesysteem bevindt. Het hof vindt het aannemelijk dat wanneer de wingerds tot over de dakrand groeien ze snel de uitlaat bereiken en die ook kunnen blokkeren. Uit door [geïntimeerde] overgelegde foto’s blijkt ook dat de dakgoot en de uitlaat op enig moment overwoekerd waren door takken van de wingerds. Ten tijde van de plaatsopneming was dat overigens niet het geval. Er stond toen wel water op het dak, zodat aannemelijk is dat de wingerds in elk geval niet de enige oorzaak voor een haperende waterafvoer is.
5.22
[geïntimeerde] heeft verder nog aangevoerd dat hij last heeft gehad van steenmarters in zijn woning. Volgens hem konden de marters zijn woning bereiken over het garagedak, dat ze gemakkelijk op konden klimmen via de wingerds. Volgens [appellanten] c.s. hadden de marters ook nog andere mogelijkheden om relatief gemakkelijk het garagedak op te komen. Wat daar ook van zij, [geïntimeerde] heeft aangegeven dat hij alle mogelijke openingen in zijn woning heeft dichtgemaakt. Hij heeft niet duidelijk gemaakt dat en waarom hij sindsdien in zijn woning nog steeds last van steenmarters heeft. Of de wingerds als ‘rode loper’ naar het platte dak fungeren voor de steenmarters, is dan ook niet meer relevant.
5.23
Als de wingerds alleen tegen de zijwand van de garage, de wand tegen de erfgrens, groeien, zijn ze voor [geïntimeerde] vanaf zijn eigen erf niet zichtbaar. Dat is anders wanneer de wingerds ook tegen de voor- en achtergevel van de garage groeien. Dan zijn ze wel zichtbaar vanaf het erf van [geïntimeerde] .
5.24 De conclusie is dat aannemelijk is dat de wingerds schade kunnen veroorzaken aan de geschilderde kozijnen en geschilderde dakboeien van de garage en dat [geïntimeerde] nadeel ondervindt van de wingerds wanneer die over de dakrand van de garage groeien en zijn uitzicht verstoren wanneer de wingerds tegen de voor- en achtergevel van de garage groeien.
Is sprake van hinder?5.25 Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat aannemelijk is dat [geïntimeerde] nadeel ondervindt van de wingerds wanneer deze over de dakrand groeien en op de voorgevel. In dat laatste geval zullen ze al snel met het geverfde houtwerk in aanraking komen en dat verfwerk (enigermate) kunnen beschadigen. Als de wingerds ook tegen de achtergevel groeien, zijn ze vanaf het erf van [geïntimeerde] zichtbaar en is mogelijk dat zij voor [geïntimeerde] het aanzicht verstoren dat hij van zijn eigen gevel wil hebben. Het is niet aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] er ook nadeel van ondervindt wanneer de wingerds tegen de zijgevel van de garage aangroeien, zonder boven de dakrand uit te groeien. [geïntimeerde] kan de begroeiing van de gevel niet zien vanaf zijn eigen erf (visueel maakt de zijgevel deel uit van het erf van [appellanten] c.s.), de wingerds hebben in dat geval geen negatief effect op de waterafvoer en de ventilatie en ze beschadigen de zijgevel van de garage niet. Als [geïntimeerde] de wingerds slordig vindt, heeft hij daar geen last van en kan hij zich troosten met de gedachte dat ze op enig moment verwijderd kunnen worden of anderszins het leven kunnen laten; van een onomkeerbare situatie is geen sprake.
5.26
Kort en goed, voor zover sprake is van hinder door de wingerds tegen de garage, is die hinder beperkt tot takken en uitlopers van de wingerds buiten (boven of naast) de aan de erfgrens gelegen zijgevel van de garage. Die hinder is wanneer de wingerds niet tot aan de uiteinden van de zijgevel worden weggesnoeid wel structureel en kan ook (betrekkelijk) ernstige gevolgen hebben (lekkage vanwege verstopping van de afvoer en schade aan het schilderwerk). Bovendien geven de uitlopers van de wingerds op een verder onbegroeide gevel een onverzorgd beeld.
5.27
[appellanten] c.s. hebben aangevoerd dat zij belang hebben bij handhaving van de wingerds. Het voorkomt dat ze uitkijken op een kale muur, de zijmuur van de garage. Dat belang is aannemelijk, maar geldt uiteraard niet voor de aanwezigheid van takken en uitlopers van de wingerds op het garagedak en de voor- en achtergevel van de garage.
5.28
De hinder voor [geïntimeerde] vanwege de wingerds is gemakkelijk weg te nemen zonder het belang van [appellanten] c.s. bij handhaving van de wingerds geweld aan te doen door de wingerds zo in te (blijven) korten dat ze alleen tegen de zijmuur tot aan de dakrand groeien. [appellant] is hovenier, zodat mag worden aangenomen dat hij betrekkelijk eenvoudig, en zonder forse kosten te hoeven maken, het op gezette tijden daarvoor noodzakelijke snoeiwerk kan verrichten. Indien [appellanten] c.s. dat nalaten, en niet beletten dat de wingerds over de dakrand en naast de zijgevel tegen de voor- en achtergevel van de garage groeien, dan veroorzaken zij hinder [5] .
Wat betekent dit voor de vorderingen van [geïntimeerde] betreffende de wingerds?5.29 Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de enkele aanwezigheid van de wingerds tegen de muur van de garage nog niet leidt tot schade of hinder. [geïntimeerde] heeft dan ook onvoldoende belang bij zijn vordering tot verwijdering van de wingerds tegen de zijmuur.
5.3
Uit de door [geïntimeerde] overgelegde foto’s volgt dat de wingerds in het verleden over de
dakrand en tegen de voor- en achtergevel groeiden. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat toen sprake was van hinder. Alleen om die reden al kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat [appellanten] c.s. de wingerds in de toekomst wel ‘in toom zullen houden’. Dat daarvan op dit moment (mogelijk) sprake is, is geen garantie voor de toekomst [6] .
5.31
De subsidiaire vordering van [geïntimeerde] tot het snoeien van de wingerds is dan ook in beginsel toewijsbaar, met dien verstande dat het hof de veroordeling van [appellanten] c.s. zal aanpassen aan wat hiervoor is overwogen. Het hof zal aan de veroordeling ook een dwangsom verbinden, maar tot een lager bedrag per dag dan het door de rechtbank vastgestelde bedrag. Het hof vindt een dwangsom van € 25,- per dag, met een maximum van € 2.500,- voldoende, gezien de aard en ernst van de hinder [7] .
5.32
Het is aan [appellanten] c.s. om adequate maatregelen te treffen om te voorkomen dat de wingerds, bijvoorbeeld bij een groeispurt, de dakrand of de voor- of achtergevel overschrijden. Dat kunnen ze bijvoorbeeld doen door bij het snoeien een voldoende marge in acht te nemen (bijvoorbeeld 20 à 30 cm van de boven- en zijkanten van de garagemuur).
Is de vordering van [geïntimeerde] tot het verwijderen van een L-vormig profiel toewijsbaar?5.33 Tussen partijen staat niet ter discussie dat [appellanten] c.s. na het eindvonnis van de rechtbank een L-vormig profiel onder het boeideel van de zijgevel van de garage hebben geklemd. [geïntimeerde] vordert verwijdering van het profiel. [appellanten] c.s. hebben aangevoerd dat het profiel een hulpmiddel is bij het snoeien van de wingerds tot aan het boeideel, waartoe de rechtbank hen heeft veroordeeld.
5.34
Gelet op wat hiervoor is overwogen over de betekenis van het eigendomsrecht van [geïntimeerde] en over de hinder heeft [geïntimeerde] onvoldoende aannemelijk gemaakt welk concreet belang hij heeft bij verwijdering van het profiel. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat door het aanbrengen van het profiel direct (door boorgaten) of indirect (doordat krachten worden uitgeoefend op de garagemuur of het boeideel) schade wordt aangericht aan de muur. Het profiel is niet zichtbaar vanuit het erf van [geïntimeerde] en is een hulpmiddel om hinder van [geïntimeerde] door de wingerds te voorkomen. De vordering is bij gebrek aan belang (vgl. art. 3:303 BW) dan ook niet toewijsbaar [8] .
Zijn de vorderingen van partijen tot vergoeding van de deskundigenkosten toewijsbaar?5.35 Beide partijen hebben kosten gemaakt voor de inschakeling van een deskundige. De door [appellanten] c.s. gemaakte kosten zijn niet toewijsbaar, omdat een rechtsgrond daarvoor ontbreekt. Zij hebben geen vordering ingesteld tegen [geïntimeerde] , zodat de door hen gemaakte kosten van een deskundige niet onder het bereik vallen van artikel 6:96 lid 2 BW. Gesteld noch aannemelijk is dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen door hen aan te spreken tot het verwijderen/snoeien van de wingerds. Uit het feit dat de vordering gedeeltelijk is toegewezen, volgt ook al dat dat niet het geval is. De kosten zijn bovendien tijdens de procedure gemaakt, om het door [appellanten] c.s. gevoerde verweer te onderbouwen [9] .
5.36
Ook de kosten van de door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundige zijn in het kader van de procedure gemaakt. Uit de overgelegde factuur volgt dat de kosten betrekking hebben op het rapport van 31 mei 2021, dat bij memorie van antwoord in het geding is gebracht. De kosten vallen dan ook onder het bereik van een eventuele proceskostenveroordeling.
Conclusie5.37 Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hof [appellanten] c.s. zal veroordelen de wingerds zo te (blijven) snoeien dat ze de zijmuur van de garage van [geïntimeerde] niet overschrijden. Omdat die veroordeling afwijkt van de door de rechtbank uitgesproken veroordeling, zal het hof het vonnis van de rechtbank in zoverre vernietigen.
5.38
De rechtbank heeft de proceskosten van partijen gecompenseerd. Daar is het hof het mee eens gelet op de uitkomst van de procedure: [geïntimeerde] wilde meer (namelijk volledige verwijdering dan wel nog drastischer terugsnoeien) en [appellanten] c.s. wilden minder (namelijk afwijzing van de vordering) en bovendien vergoeding van de door hen gemaakte kosten. Het hof zal de beslissing van de rechtbank om de proceskosten te compenseren
(die kennelijk ook betrekking heeft op de reconventionele vordering van [appellanten] c.s.) in stand houden. De beslissing van de rechtbank om [appellanten] c.s. ondanks de compensatie van kosten te veroordelen in de nakosten, zal het hof vernietigen [10] .
5.39
[appellanten] c.s. zijn in het door hen ingestelde hoger beroep gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar gedeeltelijk ook niet. Voor [geïntimeerde] geldt hetzelfde. Om die reden zal het hof de proceskosten in het hoger beroep van [appellanten] c.s. en van [geïntimeerde] compenseren.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank van 24 februari 2021 op het punt van de compensatie van kosten;
vernietigt het vonnis van de rechtbank van 24 februari 2021 voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellanten] c.s. om binnen een week na betekening van dit arrest de wingerds aan de zijgevel van de garage van [geïntimeerde] zo te snoeien en te blijven snoeien dat deze niet over de dakrand van de garage en tegen de voor- en achtergevel van de garage groeien en dus de boven- en zijkanten van de zijgevel niet overschrijden en bepaalt dat [appellanten] c.s. een dwangsom van € 25,- per dag verschuldigd zijn voor iedere dag, of gedeelte van een dag, dat zij niet voldoen aan deze veroordeling, dit met een maximum van € 2.500,-;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten van het door beide partijen ingestelde hoger beroep, in die zin dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.E. Wichers en P.S. Bakker en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 mei 2022, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Grief II van [geïntimeerde] faalt.
2.Grief I van [geïntimeerde] faalt, voor zover die betrekking heeft op de verjaring.
3.Grief I van [appellanten] c.s. slaagt dus.
4.Grief III van [geïntimeerde] slaagt gedeeltelijk.
5.Grief II van [appellanten] c.s. slaagt gedeeltelijk.
6.Grief IV van [geïntimeerde] slaagt.
7.Grief III van [appellanten] c.s. slaagt.
8.Grief V van [geïntimeerde] faalt.
9.Grief IV van [appellanten] c.s. faalt op dit punt.
10.Grief IV van [appellanten] c.s. slaagt op het punt van de proceskostenveroordeling gedeeltelijk.