Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Het Gooi,
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure bij het hof
- het arrest in het incident van 4 januari 2022,
- de mondelinge behandeling op 15 april 2022, die met instemming van partijen enkelvoudig heeft plaatsgevonden.
4.De vaststaande feiten
Hij heeft daarnaast ook gevorderd om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis te schorsen. Die vordering heeft dit hof in zijn arrest in dat incident van 4 januari 2022 afgewezen.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Volgens [appellant] leent een vordering tot ontruiming zich niet voor een beslissing in kort geding en heeft Het Gooi ook te lang stilgezeten voordat zij is overgegaan tot dagvaarden in kort geding. Deze grief faalt.
Niet in geschil is dat op [appellant] contractueel de verplichting rustte om in de woning zijn hoofdverblijf te hebben en daar ook zelf te wonen. Afstaan aan een derde in onderhuur/gebruik was niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Het Gooi.
[naam3] [hof: is de gezinsvoogdes] geeft aan dat [appellant] niet is gescheiden van zijn vrouw en bij zijn vrouw verblijft. Wanneer het samen niet gaat in de relatie keert [appellant] even naar het gehuurde om “af te koelen”.
In een door [appellant] zelf overgelegde brief van de gezinsvoogdes aan hem van eveneens 26 augustus 2021 schrijft zij, dat zij op zijn verzoek contact heeft opgenomen met dhr. [naam2] van Het Gooi. In die brief schrijft zij verder onder andere: “
Ik heb aangegeven waarom ik denk dat het voor de kinderen goed is als u nog een 2e woning heeft om zich terug te trekken. Echter heb ik geen antwoord op hun onderzoeksuitkomsten”.
Uit deze feiten en omstandigheden, bezien in hun samenhang en tegen de achtergrond van het vonnis van 29 juli 2020, volgt overtuigend dat [appellant] gedurende langere tijd de woning niet als hoofdverblijf heeft gebruikt, maar kennelijk alleen als plek waar hij zich terug kon trekken als hij dat nodig had. Een sociale huurwoning is echter niet bedoeld als woning om op terug te kunnen vallen in geval van nood. Als dat gebruik als nevenverblijfplaats, zoals hier, langdurig is kan de woning niet worden aangemerkt als het hoofdverblijf van de huurder.
Ook voor verschillende andere data waarop hij niet aanwezig was heeft hij wel verklaringen gegeven, maar geen sluitende.
afstaan van het gebruik aan een derde
6.Slotsom
De grieven falen dus en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.