Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij de rechtbank
2. De procedure bij het hof
- de memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die zich afspeelt tussen ex-echtgenoten, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank. De man, de appellant, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin hij was veroordeeld tot betaling van een deel van zijn pensioen aan de vrouw, de geïntimeerde. De rechtbank had deze vordering toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis ook kan worden uitgevoerd terwijl er hoger beroep is ingesteld.
De man vorderde in het incident dat het hof de tenuitvoerlegging van het vonnis zou schorsen op basis van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, totdat het hof in de hoofdzaak zou beslissen. De vrouw bestreed deze vordering. Het hof oordeelde dat de vordering van de man moest worden afgewezen. Het hof overwoog dat de uitvoerbaarheid van een veroordeling in principe gehandhaafd blijft, ook als er hoger beroep is ingesteld, tenzij het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij.
In dit geval oordeelde het hof dat het belang van de vrouw bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder woog dan het belang van de man, die stelde in financiële nood te verkeren. De man had zijn financiële situatie onvoldoende onderbouwd, waardoor het hof geen aanleiding zag om de uitvoerbaarheid van het vonnis te schorsen. Het hof wees de vordering van de man af en veroordeelde hem in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt, en het hof hield verdere beslissingen aan.