ECLI:NL:GHARL:2022:4018

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
P22/0039
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep inzake maatregel tot plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2021. De veroordeelde, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voort te zetten. Het hof heeft de advocaat-generaal, mr. V. Smink, en de raadsman van de veroordeelde, mr. A.H.J. Strak, gehoord tijdens de zitting op 21 april 2022. De raadsman verzocht om de maatregel niet te beëindigen, terwijl het openbaar ministerie concludeerde tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. De veroordeelde had eerder positief gescoord op cocaïnegebruik en was voor een time-out in de penitentiaire inrichting Zwolle geplaatst. Na deze time-out was er een positieve ommekeer in haar houding, maar er was nog geen behandeling gestart in de nieuwe verblijfplaats.

Het hof overwoog dat er geen bezwaren waren ingediend tegen de beslissing van de rechtbank en dat de raadsman had aangevoerd dat de veroordeelde wenst dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet. Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2022, waarbij mr. G. Mintjes als voorzitter en de andere rechters betrokken waren. De raadsheren Ruys en de raden waren buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P22/039
Beslissing d.d. 4 mei 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
verblijvende in [verblijfplaats],
verder te noemen de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2021, op het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: de maatregel), inhoudende dat voortzetting van die maatregel vereist is en de afwijzing van het verzoek tot aanhouding.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 29 december 2021 waarbij de veroordeelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van penitentiaire inrichting Zwolle
(hierna: PI Zwolle)van
30 maart 2022.
Het hof heeft ter zitting van 21 april 2022 gehoord de advocaat-generaal, mr. V. Smink en de raadsman van de veroordeelde, mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam, die heeft verklaard uitdrukkelijk door de veroordeelde gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde
De raadsman heeft verzocht de maatregel niet te beëindigen. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld met als doel dat er voortgang in haar behandeling zou komen. Begin april is zij in [verblijfplaats] geplaatst en daar is nog geen behandeling gestart.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Op 3 januari 2022 heeft de veroordeelde positief gescoord op het gebruik van cocaïne, waarna zij voor een time-out in de PI Zwolle is geplaatst. Na de time-out heeft de veroordeelde een positieve ommekeer gemaakt in haar houding. Er is gezocht naar een vervolgsetting voor de veroordeelde en inmiddels is zij bij [verblijfplaats] geplaatst.
Het oordeel van het hof
Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu door of namens de veroordeelde geen bezwaren zijn opgegeven tegen de beslissing waarvan beroep. Bovendien heeft de raadsman aangevoerd dat de veroordeelde wenst dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet opdat zij doorbehandeld kan worden. Het hof zal de veroordeelde daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de veroordeelde
[veroordeelde] niet-ontvankelijkin het beroep.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. C.J.J.C.M. van Gestel en drs. R.J.A. van Helvoirt als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 4 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.