Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen [appellant], een niet erkend kind van de erflater, en [geïntimeerde], een van de erfgenamen. De erflater overleed op 20 mei 1986 en had in zijn testament van 7 augustus 1979 een perceel land in Suriname gelegateerd aan [appellant]. De erfgenamen, waaronder [geïntimeerde], hebben het perceel op 27 augustus 1993 bij notariële akte aan [geïntimeerde] toebedeeld. [appellant] vorderde bij de rechtbank dat [geïntimeerde] het testament zou uitvoeren en het perceel aan hem zou leveren, maar de rechtbank wees deze vordering af op grond van verjaring.
In hoger beroep stelde [appellant] dat [geïntimeerde] onrechtmatig had gehandeld door het legaat te verzwijgen. Het hof oordeelde dat niet was komen vast te staan dat [geïntimeerde] opzettelijk het legaat had verzwegen. De notaris had het testament over het hoofd gezien door een foutieve registratie in het Centraal Testamentenregister. Het hof bevestigde dat de rechtsvordering van [appellant] was verjaard, aangezien meer dan 20 jaar was verstreken sinds het legaat opeisbaar werd.
Het hof concludeerde dat er geen grond was voor verlenging van de verjaringstermijn, omdat [appellant] niet had aangetoond dat [geïntimeerde] opzettelijk het legaat had verzwegen. Het hoger beroep werd afgewezen, en [appellant] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank Gelderland werd bekrachtigd.