ECLI:NL:GHARL:2022:7205

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
Wahv 200.298.070
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake snelheidsovertreding met boordsnelheidsmeter en de geldigheid van metingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een snelheidsovertreding die was vastgesteld met een boordsnelheidsmeter. De betrokkene had een sanctie van € 431,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 39 km/h. De gedraging vond plaats op 19 mei 2020 op de A6 in Almere. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de betrouwbaarheid van de meting en voerde aan dat er op basis van één meting twee sancties waren opgelegd, wat volgens hem niet is toegestaan. Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en vastgesteld dat de meting met de gekalibreerde boordsnelheidsmeter correct was uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de beslissing om het beroep ongegrond te verklaren terecht had genomen. De verzoeken om proceskostenvergoeding werden afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.298.070/01
CJIB-nummer
: 233718225
Uitspraak d.d.
: 17 augustus 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Midden-Nederland van 28 juni 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 431,- voor: “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 39 km/h (verkeersbord A1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 19 mei 2020 om 17.24 uur op de A6 in Almere.
2. De gemachtigde betwist dat de betrokkene te hard heeft gereden. Hij bestrijdt dat sprake is van een betrouwbare meting. Gebleken is namelijk dat er op basis van één meting twee sancties zijn opgelegd. Onderhavige sanctie is aan de betrokkene opgelegd en aan een vriend van hem is de sanctie met nummer CJIB 233718236 opgelegd. Na vergelijking van de zaakoverzichten blijkt dat het exact dezelfde meting betreft. De ambtenaar heeft in die andere zaak verklaard dat beide voertuigen met elkaar mee reden. Met verwijzing naar een uitspraak van 4 januari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:23) stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat het opleggen van twee sancties die op één meting zijn gebaseerd, niet is toegestaan. Verder is in het zaakoverzicht vermeld dat de meting is verricht met de gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, maar het kenteken van dat voertuig is niet bekend. Daarnaast is het volgens de gemachtigde onlogisch dat er volgens de kalibratietabel een gecorrigeerde meting is gedaan, terwijl de snelheidsmeter zelf al is gekalibreerd. Als de meting is gedaan met een gekalibreerde boordsnelheidsmeter, hoeft geen correctie hoeft te worden toegepast. De informatie hierover in het zaakoverzicht is tegenstrijdig. Ten slotte voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie op 30 juni 2020 heeft verzocht de nadere informatie aan te leveren binnen vier weken op straffe van vernietiging van de inleidende beschikking. De stukken zijn pas op 30 juli 2020 binnengekomen. Dit is dus te laat en ook daarom dient de inleidende beschikking vernietigd te worden.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. de gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door met een constante snelheid te blijven rijden. Ik zag dat de afstand tussen het dienstvoertuig en het gevolgde voertuig merkbaar groter werd.
Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter: 150.
Snelheid volgens kalibratietabel: 144.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 139.
Toegestane snelheid: 100.
Overschrijding met: 39.
Meetafstand: 3000 m.
Tussenafstand: 250 m.
Goedkeuring kalibratie boordsnelheidsmeter geldig tot: 20-03-2021
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen van het college van Procureurs-Generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid, volgens de kalibratietabel van het dienstvoertuig
[kenteken] . Tussenafstand 300 meter.
Overtreden artikel: 62 jo. bord A1 RVV 1990
soort weg: autosnelweg (…)”
5. Daarnaast bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen van de ambtenaren van
23 juli 2020. Hierin wordt - voor zover hier van belang - het volgende verklaard:
“Wij zagen dat de maximale toegestane snelheid ter plaatse ten tijde van de pleegdatum honderd (100) kilometer per uur betrof. Wij zagen dat de bebording duidelijk zichtbaar was ten tijde van de pleegdatum. Wij zagen dat de bebording op de juiste wijze stond. Wij zagen dat de bebording niet belemmerd werd van zicht. Wij zagen dat de bebording bij iedere oprit van de autosnelweg stond. Wij zagen dat de bestuurder langs meerdere verkeersborden is gereden ten tijde van de meting.”
Als bijlage bij dit proces-verbaal is een kopie van de kalibratietabel van het betreffende politievoertuig gevoegd.
6. Het hof stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de nadere informatie waar de officier van justitie om had verzocht, en heeft geleid tot het hierboven genoemde proces-verbaal van de ambtenaren van 23 juli 2020, is ontvangen kort na het verstrijken van de daarvoor gegeven termijn. Onder verwijzing naar het arrest van dit hof van 17 mei 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:4515) wordt overwogen dat dit niet hoeft te leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking. Deze grond slaagt niet.
7. Mede aan de hand van het door de gemachtigde ingebrachte zaakoverzicht van de zaak met nummer CJIB 233718236, stelt het hof vast dat twee ambtenaren op 19 mei 2020 om 17.24 uur met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter hebben geconstateerd dat twee voertuigen de toegestane snelheid op de A6 met 39 km/u hebben overschreden. Het achterste voertuig, waarin de betrokkene reed, werd gevolg met een tussenafstand van 300 meter en de tussenafstand met het voorste voertuig, waarin een vriend van de betrokkene reed, was 400 meter. In beide zaken is opgemerkt dat de afstand tussen het dienstvoertuig en het gevolgde voertuig merkbaar groter werd.
8. In de ‘Instructie snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers’ staat onder 2.1.1 het volgende:
“De boordsnelheidsmeter is niet opgenomen in de Regeling meetmiddelen politie. Deze meter kan namelijk niet als meetmiddel in de zin van dat besluit worden beschouwd, omdat een snelheidsovertreding hiermee niet op directe wijze kan worden vastgesteld. De snelheid van het gevolgde voertuig wordt immers geconstateerd door op (nagenoeg) gelijkblijvende afstand te volgen en vervolgens de overtreding af te leiden van de met het dienstvoertuig gereden snelheid. De goede werking van de boordsnelheidsmeter is echter essentieel voor de bewijsvoering en daarom wordt ten aanzien van de geldigheidsduur van de kalibratie in deze instructie aangesloten bij de bepalingen die in de Regeling meetmiddelen politie gelden voor radarsnelheidscontrolemeters.”
9. Uitgangspunt bij het meten via een boordsnelheidsmeter is dat het voertuig van de ambtenaar het voertuig volgt waarvan de snelheid moet worden vastgesteld, waarbij wordt gezorgd voor een (vrijwel) gelijkblijvende tussenafstand. In de zaak van de betrokkene is zelfs verklaard dat de tussenafstand merkbaar groter werd. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de gedane meting. Dat een meting, zoals geschiedt, niet is toegestaan, blijkt niet uit de wet noch uit jurisprudentie. Ook niet uit de door de gemachtigde aangehaalde uitspraak van dit hof van 4 januari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:23). In die uitspraak kwam het hof tot de conclusie dat niet kon worden vastgesteld dat de snelheid van dat voertuig op betrouwbare wijze was vastgesteld, omdat het gemeten voertuig
achterhet dienstvoertuig reed. Dat is in onderhavige zaak niet het geval geweest.
10. Verder overweegt het hof dat, anders dan de gemachtigde heeft gesteld, het kenteken van het dienstvoertuig wel degelijk in het zaakoverzicht is vermeld, namelijk [kenteken] . In de bij het dienstvoertuig met dit kenteken behorende kalibratietabel is vastgelegd met welke snelheden de op de boordsnelheidsmeter af te lezen snelheden overeenkomen. De snelheid volgens de kalibratietabel betreft dus niet een correctie van de meting. In de 'Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen', waar in het zaakoverzicht naar wordt verwezen, staat onder 2.1. 'Maximale fout' met betrekking tot de gekalibreerde boordsnelheidsmeter in een dienstvoertuig van de politie het volgende vermeld:
"De maximale fout voor gekalibreerde boordsnelheidsmeters bedraagt 3 km/h voor snelheden niet hoger dan 100 km/h en 3 procent van de werkelijke snelheid voor snelheden hoger dan 100 km/h. De in de kalibratietabel onder gemeten snelheid opgenomen waarden (zie de bijlage) moeten daarom ook met deze waarden worden gecorrigeerd."
De bijlage is de onder 2.1.1. opgenomen correctietabel. Daarin staat dat bij een gemeten snelheid van 134 t/m 166 km/u de correctie 5 km/u bedraagt. Dat is ook de correctie die hier is toegepast.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft het beroep dan ook terecht ongegrond verklaard. Het hof zal die beslissing bevestigen.
12. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.