ECLI:NL:GHARL:2022:7662

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
200.283.809
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en aansprakelijkheid bij zichtbare gebreken in de bouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellante], h.o.d.n. [naam1] Film en TV producties Autoverhuur, en Wernsen Bouw & Montage B.V. [appellante] had Wernsen opdracht gegeven om asbesthoudende dakplaten te verwijderen en te vervangen. Na de uitvoering van de werkzaamheden stelde [appellante] dat het dak niet goed was uitgevoerd, wat leidde tot lekkages en schade. De kantonrechter had de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat Wernsen alleen aansprakelijk was voor verborgen gebreken en de gebreken die [appellante] aanvoerde, zichtbaar waren bij oplevering. In hoger beroep vorderde [appellante] onder andere ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. Het hof oordeelde dat [appellante] in beginsel mocht verwachten dat het dak waterdicht zou zijn, maar dat Wernsen niet in verzuim was gekomen omdat er geen ingebrekestelling was gedaan. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de kosten van VGA betrof, maar wees de overige vorderingen van [appellante] af. Het hof concludeerde dat partijen de eigen proceskosten dragen en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.283.809
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 6906072
arrest van 6 september 2022
in de zaak van
[appellante], h.o.d.n. [naam1] Film en TV producties Autoverhuur
die woont [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna [appellante] te noemen
vertegenwoordigd door mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Wernsen Bouw & Montage B.V.,
die is gevestigd in Harskamp
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna Wernsen te noemen
vertegenwoordigd door mr. A.B. Bouter

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 17 november 2020 heeft op 1 maart 2021 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Het verdere procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
  • een akte van Wernsen
  • een antwoordakte van [appellante]
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en beslissing

2.1
[appellante] heeft opdracht gegeven aan Wernsen om van het dak van aan [appellante] toebehorende loodsen asbesthoudende golfplaten te verwijderen en te vervangen door nieuwe dakplaten. Volgens [appellante] is het werk niet goed uitgevoerd, is het dak gaan lekken en heeft zij schade heeft geleden.
2.2
Net als de kantonrechter zal het hof de vorderingen van [appellante] die gericht zijn op (terug)betaling van de aanneemsom, schadevergoeding dan wel herstel merendeels afwijzen. Het hof legt hierna uit hoe het tot dat oordeel is gekomen.

3.Het oordeel van het hof

De vaststaande feiten
3.1
[appellante] is eigenaresse van een aantal gekoppelde loodsen gelegen aan de [adres] in [woonplaats1] . In die loodsen worden onder andere oldtimers opgeslagen ten behoeve van de onderneming van [appellante] , de eenmanszaak [naam1] Film- en T.V. Producties Autoverhuur. Die onderneming wordt feitelijk gedreven door haar echtgenoot, de heer [naam1] .
3.2
Op 31 maart 2016 heeft Wernsen een offerte gestuurd aan [naam1] Producties (ter attentie van [naam1] ) voor het verwijderen van asbesthoudende golfplaten en het leveren en monteren van ca. 1650m2 damwand voorzien van anticondensdoek, inclusief rvs bevestigingsmaterialen en veiligheidsvoorzieningen, voor een bedrag van € 55.000 inclusief btw. Ook is geoffreerd het vervangen van een bovennok voor een meerprijs van € 2.220,-.
3.3
[appellante] heeft akkoord gegeven op de offerte maar daarbij afgezien van het vervangen van de bovennok (hierna: de overeenkomst). De werkzaamheden zijn uitgevoerd en (deels) betaald.
3.4
In opdracht van [appellante] heeft VGA Vastgoed Advies B.V. (hierna: VGA) het dak geïnspecteerd en daarvan op 7 september 2017 rapport opgemaakt (hierna: het VGA-rapport). In het VGA-rapport staat – samengevat – dat het nieuwe dak diverse gebreken heeft, waaronder doorgebogen en doorgeknikte dakplaten aan de noordzijde, niet goed op de nok aansluitende dakplaten, niet goed gemonteerde daklijsten/windveren, te lange of te korte dakplaten, op verkeerde plaatsten aangebrachte schroeven, te lange schroeven, schroeven van gegalvaniseerd/gecoate metaal i.p.v. roestvrijstaal en het onjuist aanbrengen van de nokvorsten door geen rekening te houden met de overwegende windrichting. Op ‘verdachte’ plaatsen is water gesproeid en zijn lekkages geconstateerd. VGA heeft als oplossing geadviseerd alle bevestigingsmiddelen en een deel van de dakplaten te vervangen.
3.5
Bij brief van 7 november 2017 heeft de gemachtigde van [appellante] de bevindingen van VGA ter kennis van Wernsen gebracht. In die brief staat onder meer dat [appellante] geen vertrouwen meer heeft in Wernsen omdat eerdere herstelwerkzaamheden zonder resultaat zijn gebleven en [appellante] voornemens is de noodzakelijke herstelwerkzaamheden door een derde te laten verrichten en de kosten op Wernsen te verhalen.
3.6
In de periode oktober – december 2019 (tijdens de procedure bij de kantonrechter) heeft Wernsen herstelwerkzaamheden aan het dak verricht bestaande uit het nalopen en vervangen van schroeven en rubbers en het aanbrengen van nieuwe dakplaten. In februari 2020 hebben Wernsen en de heer [naam2] (namens [appellante] ) gesproken over de problemen met het dak en afspraken gemaakt over het gezamenlijk uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Nadien heeft [naam2] alleen reparaties aan het dak verricht.
De beslissing van de kantonrechter
3.7
[appellante] heeft bij de kantonrechter gevorderd - samengevat – een verklaring voor recht dat Wernsen is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, vergoeding van de herstelkosten van het dak ad € 12.625,- althans Wernsen te veroordelen tot noodzakelijke herstelwerkzaamheden, en tot slot Wernsen te veroordelen tot vergoeding van geleden schade.
3.8
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. Hij heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat op Wernsen de verplichting rustte een waterdichte afdekking te vervaardigen. Wernsen heeft het dak echter eind 2016 opgeleverd en is daarom alleen aansprakelijk voor verborgen gebreken (artikel 7:758 lid 3 BW). De gebreken die [appellante] Wernsen verwijt zijn geen verborgen gebreken, waar de vordering van [appellante] op strandt. Ten overvloede heeft de kantonrechter overwogen dat het Wernsen pas na het uitbrengen van het VGA-rapport duidelijk was wat van haar werd verlangd en dat Wernsen (in het vonnis staat abusievelijk ‘ [naam1] ’) tot concrete herstelmaatregelen kon worden gemaand. Omdat [appellante] dat niet heeft gedaan, is Wernsen niet in verzuim komen te verkeren.
De vorderingen in hoger beroep
3.9
In hoger beroep vordert [appellante] primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden, althans dat de overeenkomst alsnog (partieel) wordt ontbonden, en dat Wernsen aansprakelijk is voor de door [appellante] geleden en nog te lijden schade. Ook wil zij dat Wernsen haar € 30.000,- van de betaalde aanneemsom terugbetaalt en de herstelkosten voor de dak vergoedt voor zover die het bedrag van € 30.000,- overstijgen. Subsidiair wil [appellante] een verklaring voor recht dat Wernsen tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk is voor de schade die zij daardoor lijdt en nog zal lijden. Verder wil [appellante] dat Wernsen wordt veroordeeld tot vergoeding van de noodzakelijke kosten voor het herstel van het dak, althans tot het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden. Tot slot vordert [appellante] primair en subsidiair vergoeding van geleden schade die in diverse schadeposten uiteenvalt.
3.1
Wernsen heeft incidenteel hoger beroep ingesteld omdat zij het niet eens is met de rechtsoverweging van de kantonrechter dat Wernsen de verplichting had een waterdicht dak te leveren. Wernsen wil ook vastgesteld zien dat [appellante] en Wernsen over en weer de overeenkomst niet meer hoeven uit te voeren.
De vorderingen van [appellante] : inleiding
3.11
[appellante] legt aan haar vorderingen ten grondslag ontbinding van de overeenkomst, vervangende schadevergoeding (herstelkosten), nakoming (herstel door Wernsen) en overige schadevergoeding. Voor ontbinding en schadevergoeding is nodig dat Wernsen tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst én in verzuim is komen te verkeren. Verzuim is - kort gezegd - alleen niet vereist voor zover deugdelijke nakoming door Wernsen (tijdelijk) onmogelijk is. Het hof oordeelt als volgt.
Wernsen is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst
3.12
Tussen partijen is in geschil wat [appellante] van het door Wernsen aangebrachte dak mocht verwachten. Volgens Wernsen is met [appellante] in de kern slechts overeengekomen dat Wernsen de oude dakplaten zou verwijderen en nieuwe dakplaten zou aanbrengen. Zij heeft, zo voert Wernsen aan, [appellante] uitdrukkelijk gewaarschuwd dat zonder het vervangen van de nokken geen waterdicht dak viel te garanderen en dat geen ‘strak’ dak zou ontstaan als niet ook de constructie van het bestaande dak zou worden aangepakt. [appellante] wilde echter alleen dat er nieuwe dakplaten werden aangebracht. Die verplichting is Wernsen nagekomen en een waterdicht dak mocht [appellante] daarom niet verwachten, aldus Wernsen. [appellante] ontkent dat Wernsen haar heeft gewaarschuwd.
3.13
Het hof oordeelt dat [appellante] in beginsel mocht verwachten dat het door Wernsen aan te brengen dak waterdicht zou zijn. De door Wernsen aangevoerde waarschuwing wijst daar ook op, omdat Wernsen daarmee beoogde die verwachting enigszins te temperen. Uit het – in zoverre onbetwiste – rapport van VGA-rapport volgt dat sprake is van te lange en te korte dakplaten, te lange schroeven en op verkeerde plaatsen (naast de gordingen of zonder gebruikmaking van reeds aanwezige bevestigingsgaten) aangebrachte schroeven. Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit in voldoende mate dat Wernsen de overeenkomst niet (volledig) deugdelijk is nagekomen. Ook als ervan wordt uitgegaan dat [appellante] door Wernsen was gewaarschuwd op de wijze zoals hiervoor weergegeven, dan laat dat onverlet dat Fliervoet-Vugt met te korte of te lange dakplaten en met te lange of verkeerd aangebrachte schroeven, geen rekening hoefde te houden. Op dergelijke mankementen had de waarschuwing geen betrekking. Dat de lekkages (mede) het gevolg zijn van deze gebreken heeft Wernsen niet betwist. Het hof is daarom van oordeel dat Wernsen de werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd en dat als gevolg daarvan lekkages hebben kunnen ontstaan. Aan het bewijsaanbod van Wernsen met betrekking tot de gestelde waarschuwing gaat het hof voorbij omdat ook als dat komt vast te staan, dit niet tot een ander oordeel leidt.
3.14
Vervolgens is aan de orde het bezwaar van [appellante] tegen het oordeel van de kantonrechter dat enkele in het VGA-rapport vermelde gebreken, waaronder die genoemd in 3.13, kwalificeren als ‘zichtbare’ gebreken, waarvoor Wernsen na oplevering niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:758 lid 3 BW. [appellante] betoogt dat pas na de oplevering bij een stevige regenbui bleek dat het dak lekte. Wernsen heeft daartegen aangevoerd dat de heren E. Wernsen en [naam1] bij oplevering ‘een rondje hebben gelopen’ en dat de hiervoor genoemde gebreken visueel vanaf de grond zichtbaar zijn.
3.15
Het hof overweegt dat of sprake is van een voor een opdrachtgever ‘zichtbaar’ gebrek afhangt van de omstandigheden. Zo kan een gebrek dat zichtbaar is voor iemand van dezelfde beroepstak als de aannemer een verborgen gebrek zijn voor een leek-opdrachtgever die niet bijgestaan wordt door een deskundige. [1] Gesteld noch gebleken is dat [naam1] of [appellante] over relevante bouwkundige kennis beschikten. Uit het betoog van Wernsen volgt dan ook niet zonder meer dat [appellante] redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het dak op ondeugdelijke wijze was gemonteerd en welke ernstige gevolgen (lekkage) dat zou kunnen hebben. Het hof verwerpt daarom het beroep van Wernsen op artikel 7:758 lid 3 BW.
Wernsen is niet in verzuim komen te verkeren
3.16
Voor verzuim zoals onder 3.12 bedoeld is doorgaans nodig dat de schuldenaar - in dit geval Wernsen - s
chriftelijkis aangemaand een gespecificeerde verbintenis binnen een redelijke termijn na te komen (een ingebrekestelling) en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De functie van deze ingebrekestelling is om Wernsen nog een laatste termijn te geven en daarmee te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat sprake is van een tekortkoming. [2]
3.17
Het standpunt van [appellante] dat artikel 7:759 BW geen ingebrekestelling vereist passeert het hof. De vorderingen van [appellante] zijn immers niet op die bepaling gestoeld, terwijl voor het vorderen van ontbinding en (vervangende) schadevergoeding in beginsel verzuim is vereist.
3.18
[appellante] heeft niet gesteld dat zij Wernsen op enig moment een ingebrekestelling heeft gestuurd en dat is ook niet gebleken. Volgens [appellante] zou echter uit de in 3.6 aangehaalde gebeurtenissen in 2019 en 2020 volgen dat Wernsen in ieder geval ten tijde van [appellante] memorie van grieven in verzuim verkeerde. Wernsen heeft dat betwist.
3.19
Tegenover die betwisting heeft [appellante] onvoldoende toegelicht waarom de gebeurtenissen in 2019 en 2020 zouden maken dat een ingebrekestelling achterwege kon blijven en Wernsen zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Wernsen en [naam2] in februari 2020 hebben afgesproken samen reparaties aan het dak uit te gaan voeren. Hieruit valt op te maken dat Wernsen tot het verrichten van herstelwerkzaamheden in staat en bereid was. Onbetwist is verder dat [naam2] vervolgens alleen reparaties is gaan uitvoeren. Indien [appellante] nadien nog werkzaamheden verlangde van Wernsen, had zij dat Wernsen duidelijk kunnen maken door alsnog een ingebrekestelling te sturen en een laatste termijn te geven die werkzaamheden te verrichten. [appellante] heeft dat niet gedaan, waardoor Wernsen niet in verzuim is komen te verkeren.
Geen ontbinding en herstelkosten.
3.2
Omdat Wernsen niet in verzuim is komen te verkeren, heeft [appellante] geen recht heeft op ontbinding, en daarmee ook geen recht op gedeeltelijke terugbetaling van de aanneemsom, en vergoeding van herstelkosten. De daarop gerichte vorderingen van [appellante] zullen worden afgewezen.
Overige schadevergoeding.
3.21
[appellante] vordert primair en subsidiair ook vergoeding van zaakschade en van gemaakte kosten. Het hof overweegt dat verzuim niet is vereist voor zover het gaat om schade die niet zou zijn weggenomen doordat Wernsen alsnog de gebreken aan het dak zou hebben verholpen. Het hof oordeelt als volgt over de door [appellante] gevorderde schadeposten.
3.22
Kosten [naam2]. Deze schadepost van € 6.897,- betreft de door [naam2] gefactureerde kosten voor zijn reparaties aan het dak vanaf 10 juli 2020). Volgens [appellante] gaat het om noodreparaties ter beperking van schade die op grond van artikel 6:96 lid 2 onder a BW door Wernsen vergoed moeten worden. Wernsen heeft betwist dat in 2020 nog sprake kan zijn geweest van noodreparaties. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt inderdaad niet in te zien hoe de werkzaamheden van [naam2] nodig waren ter beperking van verdere schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Deze vordering zal alleen al om die reden worden afgewezen.
3.23
Zaakschade. [appellante] vordert € 15.000,- voor waterschade aan een piano, gereedschappen en rekwisieten die waren opgeslagen in de loodsen die is ontstaan door het lekken van het dak. Zij noemt daarbij enkele van die rekwisieten, maar een toelichting op het ontstaan, de aard en omvang van de schade en het causaal verband met de tekortkoming van Wernsen ontbreekt. In het licht van de betwisting van deze schadepost door Wernsen, had het op de weg van [appellante] gelegen die toelichting te geven, zodat Wernsen daarop gemotiveerd had kunnen reageren. Door dat niet te doen, heeft [appellante] niet voldaan aan haar stelplicht. Deze vordering zal worden afgewezen.
3.24
Onderzoekskosten elektra. De gevorderde vergoeding van onderzoekskosten naar de schade aan elektriciteitskabels voor een bedrag van € 3.569,50 heeft [appellante] onderbouwd met een offerte van Hoeflake Installatietechniek voor dat bedrag. Een toelichting op het uitgevoerde onderzoek en wat daarvan de resultaten zijn geweest ontbreekt echter. Daarbij komt dat Wernsen heeft betwist dat [appellante] de gevorderde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. [appellante] heeft daardoor onvoldoende toegelicht dat sprake is van redelijke onderzoekskosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW die in causaal verband staan met de tekortkoming van Wernsen, terwijl dat wel op haar weg lag. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
3.25
Opslag van oldtimers. Deze schadepost van € 9.375,- betreft door [appellante] gemaakte kosten voor het huren van 500m2 opslagruimte bij een derde voor het stallen van oldtimers die voorheen in haar loodsen waren gestald. Zij heeft aangevoerd dat het ging om een schadebeperkende maatregel die nodig was door de continue lekkages in de loodsen van [appellante] . Wernsen heeft gemotiveerd betwist dat [appellante] deze schade heeft geleden en dat die in causaal verband staat met de tekortkoming van Wernsen. Wernsen heeft onder meer gesteld dat niet is onderbouwd om hoeveel auto's het gaat en aan wie deze auto's in eigendom toebehoren, dat de loodsen te vochtig zijn om auto's te kunnen opslaan (het zijn altijd vochtige en slecht geïsoleerde loodsen geweest), dat de auto's daadwerkelijk elders zijn opgeslagen, dat het vermeende schadebedrag daadwerkelijk is betaald en waarom er 500 m2 moet worden gehuurd, op welke oppervlakte veel meer auto’s gestald kunnen worden dan [appellante] heeft. Tegenover deze betwisting had van [appellante] verwacht mogen worden dat zij betalingsbewijzen had overgelegd en had toegelicht hoeveel oldtimers zij in haar loodsen had gestald, hoeveel ruimte die in beslag namen, aan wie de oldtimers toebehoorden en waarom verdere stalling van die oldtimers in haar loodsen door de aan Wernsen te wijten gebreken aan het dak niet mogelijk was. Bij gebreke van die toelichting, is naar oordeel van het hof onvoldoende gesteld dat sprake is van redelijke kosten ter voorkoming van schade ten gevolge van de tekortkoming van Wernsen. Deze schadepost zal worden afgewezen.
3.26
Kosten VGA-advies. Deze schadepost van € 1.742,50 betreft volgens [appellante] de kosten voor het onderzoek en de rapportage door VGA. Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat het door Wernsen aangebrachte dak gebreken vertoonde en vastgesteld dat Wernsen voor 7 september 2017 (de datum van het VGA-rapport) al herstelwerkzaamheden aan het dak heeft verricht. Wernsen heeft onvoldoende betwist de stelling van [appellante] dat die gebreken op 7 september 2017 nog niet waren verholpen en het dak nog lekte. [appellante] heeft daardoor in redelijkheid een beroep mogen doen op VGA om de problemen met het dak vast te stellen. Wernsen heeft weliswaar terecht opgemerkt dat de factuur van VGA dateert van 29 juni 2020, maar daaruit volgt niet dat de [appellante] deze kosten niet heeft gemaakt. Het hof acht die kosten ook redelijk, zodat hij vergoeding van die kosten zal toewijzen. Wernsen heeft de over dat bedrag gevorderde wettelijke rente per de datum van memorie van grieven niet betwist, zodat het hof die rente zal toewijzen. Het hof passeert daarmee voor deze schade het algemene verweer van Wernsen dat [appellante] eigen schuld heeft aan haar schade omdat Wernsen [appellante] heeft gewaarschuwd, [appellante] Wernsen niet heeft toegelaten het dak te herstellen en [appellante] zelf werkzaamheden aan het dak heeft laten uitvoeren. De laatstgenoemde omstandigheden deden zich voor nadat [appellante] het VGA-rapport had ontvangen, terwijl het hof hiervoor al heeft overwogen dat de waarschuwing geen betrekking had op de gebreken waarvoor Wernsen aansprakelijk is. Op de onderhavige schade van [appellante] kunnen de door Wernsen aangevoerde omstandigheden dus geen invloed hebben gehad, zodat van eigen schuld geen sprake is.
3.27
Buitengerechtelijke kosten. [appellante] vordert vergoeding van € 1.893,- aan buitengerechtelijke kosten conform de wet buitengerechtelijke incassokosten. Het hof overweegt dat het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is in het geval van een verbintenis tot schadevergoeding zoals in deze zaak aan de orde. Voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten moet blijken dat de verrichtte werkzaamheden redelijkerwijs nodig waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. Wernsen heeft betwist dat [appellante] noemenswaardige werkzaamheden heeft verricht die deze kosten rechtvaardigen. Van [appellante] mocht verwacht worden dat zij de verrichtte werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten verder zou hebben toegelicht, hetgeen zij niet heeft gedaan. Reeds hierop stuit deze vordering af.
Geen herstel door Wernsen.
3.28
[appellante] vordert (meer) subsidiair dat Wernsen wordt veroordeeld noodzakelijke herstelwerkzaamheden te verrichten conform het VGA-rapport.
3.29
Het hof overweegt dat Wernsen en [naam2] , nadat VGA haar rapport heeft uitgebracht, diverse herstelwerkzaamheden aan het dak hebben uitgevoerd. Wernsen heeft onbetwist aangevoerd dat zij vanaf juni 2020 [appellante] herhaaldelijk vruchteloos heeft gevraagd welke werkzaamheden verder nog nodig waren. Ook de raadsheer-commissaris heeft tijdens de mondelinge behandeling van 1 maart 2021 gewezen op het ontbreken van een overzicht van de gebreken die het dak nog heeft en wat nog door Wernsen gedaan moet worden. Bij die stand van zaken had het op de weg van [appellante] gelegen verder toe te lichten welke herstelverplichtingen Wernsen thans nog heeft en waarvan zij nakoming verlangt. Bij gebreke van die toelichting zal het hof de vordering tot het verrichten van herstelwerkzaamheden als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
Geen verklaring voor recht.
3.3
Het hof zal de vordering van [appellante] tot een verklaring voor recht dat Wernsen tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk is voor de schade die [appellante] lijdt en nog zal lijden afwijzen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, naast de reeds gevorderde schades, mogelijk nog schade lijdt als gevolg van de tekortkomingen van Wernsen. Ook verder is niet gebleken dat [appellante] voldoende belang bij deze vordering heeft.
3.31
De door Wernsen bij memorie van antwoord gevorderde verklaring voor recht dat zij en [appellante] over en weer de overeenkomst niet (verder) meer hoeven uit te voeren, is een reconventionele vordering die niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld (artikel 353 Rv). Ook deze vordering zal worden afgewezen.
Geen bewijslevering
3.32
Omdat de vorderingen van [appellante] tot vergoeding van zaakschade en kosten, herstel en de verklaring voor recht afstuiten op het niet voldoen aan de stelplicht, wordt niet toegekomen aan verdere bewijslevering. Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van Wernsen, omdat zij geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel zouden leiden.
De conclusie
3.33
Het hoger beroep van [appellante] slaagt in zoverre dat de in hoger beroep gevorderde vergoeding van de kosten van VGA zal worden toegewezen. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter daarom vernietigen, met uitzondering van de uitgesproken proceskostenveroordeling. Het hof neemt hiervoor in aanmerking dat [appellante] bij de kantonrechter geen vergoeding van de kosten van VGA heeft gevorderd en de kantonrechter met deze vordering dus geen rekening kon houden. Voor het overige faalt het principaal hoger beroep. Omdat partijen over en weer elk gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof bepalen dat partijen de eigen proceskosten van het hoger beroep dragen.
3.34
Het incidenteel hoger beroep van Wernsen is zonder noodzaak ingesteld, omdat Wernsen door de kantonrechter volledig in het gelijk is gesteld. Naar vaste rechtspraak blijft een kostenveroordeling in dat beroep achterwege.
3.35
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
1. vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 8 januari 2020, behoudens voorzover daarin een kostenveroordeling is uitgesproken;
2. veroordeelt Wernsen om aan [appellante] € 1.742,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2021 tot aan de dag van betaling;
3. wijst af wat verder is gevorderd;
4. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt van het hoger beroep;
5. verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, S.C.P. Giesen en M. Wallart, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 23095 nr. 3, blz. 28.
2.HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9494, rov. 3.4.4.