Uitspraak
[appellant2]
1.Casa Vastgoedmanagement B.V.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
“Bij deze wordt opgericht een vereniging van eigenaren (…) De vereniging draagt de naam: Vereniging van Eigenaren [adres] 69/71/73 en 75/77/79 (…).”Deze vereniging is geïntimeerde sub 2 in deze procedure (de hoofd VVE). [appellant2] is eigenaar van één van de gesplitste appartementsrechten (nr. 79) en van rechtswege lid van de hoofd VVE. De hoofd VVE had een slapend bestaan. Omstreeks het jaar 2000 heeft de gemeente Den Haag via het Adviesbureau Woningonderhoud verschillende slapende VVE’s benaderd en met behulp van subsidies weer geactiveerd, omdat er sprake was van veel achterstallig onderhoud aan panden in de stad. Op een vergadering op 22 mei 2002 is de hoofd VVE geactiveerd en is de heer [naam1] (nr. 75) benoemd tot bestuurder van de hoofd VVE en de heer [naam2] (nr. 71) tot voorzitter. In notulen van een (volgens [appellanten] niet gehouden) vergadering van de hoofd VVE van 29 september 2003 is vastgelegd dat [naam1] en [naam2] hun functie als bestuurder en voorzitter neerleggen, omdat de voorkeur uitgaat naar een professionele bestuurder en dat unaniem is besloten om Casa met ingang van 1 oktober 2003 als nieuwe bestuurder van de hoofd VVE aan te stellen. Op 24 mei 2005 is de splitsingsakte gewijzigd en zijn er een tweetal sub-verenigingen opgericht, genaamd “Vereniging van Eigenaren [adres] 69, 71, 73” en de sub VVE. In de gewijzigde splitsingsakte staat onder meer (i) dat de hoofd VVE blijft bestaan (pagina 5 onder 1), (ii) dat een aantal nader aangeduide werkzaamheden voor rekening van de hoofd VVE blijven (pagina 5 onder 4) en (iii) dat de contributie aan de hoofd VVE (aangeduid als de Vereniging van Eigenaren) ongewijzigd blijft (pagina 6 onder 8). In de notulen van een ledenvergadering van de hoofd VVE van 30 mei 2012, waarvan volgens [appellanten] geen bewijs is ingebracht dat die vergadering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is opgenomen dat de notulen van de ledenvergadering van 29 september 2003 ongewijzigd worden vastgesteld. Op een ledenvergadering van de hoofd VVE van 10 januari 2017 is besloten het incassomandaat op te pakken ten aanzien van twee leden die hun betalingsverplichting niet nakomen. Vervolgens is de hoofd VVE een procedure tegen [appellant2] gestart, die heeft geresulteerd in een op 1 december 2017 bereikte schikking. Overeengekomen is toen dat [appellant2] zijn bijdragen aan de hoofd VVE tot en met december 2017 betaalt, met finale kwijting over en weer en afstand van het recht de overeenkomst te ontbinden of te vernietigen. In 2019 heeft de hoofd VVE [appellant2] opnieuw in rechte betrokken en is hij bij verstek veroordeeld tot betaling van achterstallige VVE bijdragen. Zijn verzet tegen dat vonnis is op 29 januari 2020 ongegrond verklaard.
3.Het oordeel van het hof
“i.v.m. haar onrechtmatig bestuursschap”. De onderhavige procedure is vervolgens met de dagvaarding van 12 mei 2020 ingeleid. Op 25 november 2020 is door de rechtbank eindvonnis gewezen. Een afzonderlijke machtiging voor een in te stellen hoger beroep is doorgaans niet nodig als het hoger beroep (zoals hier) een integrale voortzetting is van de juridische discussie die bij de rechtbank heeft plaatsgevonden. [1] Dat is in dit geval anders, gelet op de inhoud van de notulen van 25 april 2020. Daarin is onder 6 de volgende vervolgafspraak opgenomen:
“Zodra wij vonnis binnen hebben zal ik een ALV uitschrijven om hierover te bespreken en vervolg proces te voeren overeenkomstig de uitspraak.”Daaruit maakt het hof op dat de machtiging een beperkte strekking had en dat het de bedoeling van de appartementseigenaren was om na een verkregen vonnis een nieuwe afweging te maken over de te nemen vervolgstappen. [appellant2] heeft op zitting gesteld dat de andere appartementseigenaren weet hebben van het hoger beroep en dat er op 25 februari 2022 (dat is daags na het uitbrengen van de appeldagvaarding) een algemene ledenvergadering heeft plaatsgevonden. Notulen van deze vergadering waaruit zou kunnen blijken dat de appartementseigenaren hebben ingestemd met het instellen van hoger beroep of een machtiging daarvoor zijn door hem niet overgelegd. Dat brengt het hof tot het oordeel dat die machtiging er niet is en dat de sub VVE daarom in hoger beroep niet-ontvankelijk is. De beoordeling hierna betreft dan ook alleen [appellant2] .
“Bij deze wordt opgericht een vereniging van eigenaren (…) De vereniging draagt de naam: Vereniging van Eigenaren [adres] 69/71/73 en 75/77/79 (…).”Dit is één hoofd VVE voor alle zes de appartementen en niet twee VVE’s voor ieder drie appartementen. Dat in de akte wel twee kavelnummers worden genoemd, maken deze duidelijke tekst niet anders. Daar komt bij dat in de wijziging splitsingsreglement van 24 mei 2005 pas twee sub VVE’s worden opgericht, waarbij is afgesproken dat de hoofd VVE blijft bestaan. Dit blijkt uit de artikelen 1 en 2 van de akte van 24 mei 2005 op pagina 5. Dit alles duidt erop dat de hoofd VVE in 1970 is opgericht en daarna is blijven bestaan en dus ook besluiten heeft kunnen nemen.
- Het standpunt dat de vergadering niet werkelijk is gehouden, staat op gespannen voet met een door [appellant2] ondertekende verklaring van 9 maart 2004 waarin melding wordt gemaakt van de vergadering op 29 september 2003 en waarin ook Casa wordt genoemd.
- In de verklaring van [naam3] van 15 mei 2017, waarop [appellant2] zich beroept, is opgenomen dat de algemene ledenvergadering van 29 september 2003 haar helemaal onbekend is. In een eerdere verklaring van 8 maart 2004 – die door [appellant2] bij de rechtbank als productie 30 is overgelegd – heeft ook zij echter bevestigd dat er op 29 september 2003 een vergadering heeft plaatsgevonden. Dat komt de geloofwaardigheid van de eerdere verklaring niet ten goede.
- Verder constateert het hof dat [naam1] in zijn e-mail van 22 augustus 2017 weliswaar aan [appellant2] heeft geschreven dat
- [appellant2] bestrijdt in hoger beroep niet dat de notulen van de vergadering van 29 september 2003 in een brief van 15 oktober 2003 aan de afzonderlijke VVE-leden zijn toegezonden, zoals de rechtbank in aanmerking heeft genomen. Nergens uit blijkt dat toen door één of meer van de leden van de hoofd VVE hiertegen bezwaar is gemaakt. Dat had wel voor de hand gelegen als op 29 september 2003 helemaal geen vergadering had plaatsgevonden en er sprake was van vervalste notulen.
“aangaande het opereren van Casa uit eigen ondervinding en waarneming en de schade die dat voor hen tot gevolg heeft gehad”, is zijn bewijsaanbod niet ter zake dienend.