ECLI:NL:GHARL:2022:8352

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
200.303.286/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake garantieverbintenis en uitleg overeenkomst tussen ex-partners met betrekking tot Spaanse woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, waarin [geïntimeerde] werd toegewezen in haar vordering tot betaling van een bedrag van € 5.166,48, met rente, als gevolg van een garantieverbintenis die [appellant] jegens haar had. De partijen, die een affectieve relatie hadden, waren gezamenlijk eigenaar van een woning in Spanje. Na de beëindiging van hun relatie ontstond er onenigheid over de financiële afwikkeling van de eigendom van deze woning. [geïntimeerde] stelde dat zij recht had op terugbetaling van haar inleg van € 246.200,-, terwijl [appellant] betwistte dat hij een garantie had gegeven voor het terugontvangen van dit bedrag na de verkoop van de woning. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat [appellant] een garantieverbintenis had geschonden, omdat hij niet het volledige bedrag van € 11.953,26 van de Spaanse fiscus had terugontvangen. Het hof bevestigde dat de uitleg van de overeenkomst tussen partijen diende te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij de redelijkheid en billijkheid van de verwachtingen van partijen centraal stonden. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] gerechtvaardigd had vertrouwd op de garantie van [appellant] en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen. Het hoger beroep van [appellant] werd afgewezen en het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.303.286/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden 8881664)
arrest van 27 september 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. S.Y. Dijkstra, die kantoor houdt te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.J. van den Boogaard, die kantoor houdt te Geertruidenberg.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

In het tussenarrest van 21 juni 2022 is een mondelinge behandeling gelast, die op
30 augustus 2022 heeft plaatsgevonden. Ten behoeve van die zitting is op 28 juli 2022 nog een brief ontvangen van mr. Dijkstra met een beter leesbaar exemplaar van een productie bij de memorie van grieven. Het van de mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is aan het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De feiten van de zaak en de procedure bij de kantonrechter

2.1
Partijen hebben in 2016 een affectieve relatie gekregen. Aan het begin van de relatie
had [appellant] een koopwoning in [woonplaats1] en had [geïntimeerde] een koopwoning in [plaats1] en
een huurwoning in [woonplaats2] , gelegen aan [adres1] , waar haar zoon in woonde.
2.2
Van 20 februari 2017 tot en met 5 april 2018 hebben partijen een woning gehuurd in
[plaats2] , Spanje.
2.3
Op 15 juni 2017 heeft [geïntimeerde] haar woning in [plaats1] verkocht.
2.4
Op 23 maart 2018 hebben partijen in [plaats2] , Spanje een woning
gekocht aan de [adres2] (hierna: de Spaanse woning). Ze zijn beiden voor de helft
eigenaar geworden van deze woning, maar [appellant] heeft destijds meer dan de helft van de
kooprijs voldaan. Partijen hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.5
Bij e-mail van 6 september 2019 heeft [geïntimeerde] - voor zover van belang -het
volgende aan [appellant] bericht:
Reminder ik heb mijn huis in [plaats1] verkocht om met jou samen te gaan wonen en een
duurzame. vaste relatie aan te gaan. Later hebben we besloten het grote huis in [plaats2] te
kopen, het zou ons nest worden, de vaste lasten en overige opknapkosten zou je op je nemen want met mijn parttime salaris zou het niet lukken.
Je hebt nu het gevoel dat JIJ alleen werkt en dingen betaalt terwijl ik aan de Costa Brava zit te drinken, het was jouw besluit om weg te gaan, door de verkoop van [plaats1] heb ik geen andere uitvalsplek dan "ons" huis of [adres1] in [woonplaats2] , aangezien de toestand van mijn moeder kies ik voor [plaats2] .
2.6
In december 2019 is de relatie van partijen geëindigd. Partijen zijn toen overeengekomen dat [appellant] de volledige eigendom van de Spaanse woning zou verkrijgen. In verband hiermee heeft [appellant] een advocaat ingeschakeld, de heer mr. S. Baggen (hierna: mr. Baggen).
2.7
In een whatsapp conversatie op 2 december 2019 tussen [geïntimeerde] en [appellant] schrijft [geïntimeerde] onder meer:
Ik vind het lastig om een schuldbekentenis te tekenen zonder een uitkoopovereenkomst op papier te hebben. Ondanks zakelijke adviezen van buitenstaanders vertrouw ik je. Maar ik weet ook dat in geval van scheiding/uitelkaar gaan vaak dingen gebeuren... Ik vind de situatie al pijnlijk genoeg maar wil mijn situatie voor de toekomst zo goed mogelijk waarborgen.
(…)
Daar gaat het niet om, ik wil wel tekenen hoor, maar ik zie graag tegelijkertijd ook een
overeenkomst dat je me mijn inleg asap terug betaald".
(…)
Sorry, ik ga niet zo maar tekenen onder tijdsdruk,zou jij ook nooit doen zonder analyse... Ik voel me nu onderdrukt en opgejaagd om iets
te tekenen die al anderhalf jaar geleden had moeten gebeuren? Ik wil het nogmaals op
een zo goede mogelijke manier oplossen maar wil wel een aantal garanties.
2.8
Op 3 december 2019 schrijft [appellant] in een whatsapp bericht aan [geïntimeerde] onder meer:
Lees de voorgaande berichten. Het lijkt erop dat je mij probeert te chanteren door twee losse zaken te
koppelen. Ik hoop dat dat niet het geval is.
Vandaag verwacht ik de getekende overeenkomst om snel advies te krijgen
De mogelijke overdracht staat compleet los van mijn lening aan jou.
Graag aktie want anders schuift alles weer een week op
En later die dag:
(…)
Passeren in 2019 is voor mij voordeliger, het kost al genoeg.
2.9
Bij e-mail van 3 december 2019 verstuurd aan mr. Baggen en in kopie aan [geïntimeerde] .
heeft [appellant] - voor zover van belang - het volgende aan mr. Baggen bericht:
Wil zsm voor ons een koopcontract en de overdracht regelen van de [adres2] ? De
overdracht moet dit jaar nog plaatsvinden.
[geïntimeerde] ontvangt van mij € 246.200.
2.1
Bij e-mail van 17 december 2019 heeft mr. Baggen - voor zover van belang - het
volgende aan partijen bericht:
Ik heb het notariskantoor gevraagd om aan te geven wat zij -althans, hun vaste gestor -inrekening zou brengen voor het administratief/fiscaal afhandelen van de transactie.
• Aangifte doen en betalen van AJD belasting (1,5% over de transactieprijs).
• Aangifte doen en betalen van inhouding 3% van de transactieprijs
• Verzoek ontheffing gemeentelijke meerwaardebelasting (…)
Fiscaal gaat het notariskantoor er van uit dat geen ITP (10%) betaald hoeft te worden maar alleen AJD (1,5 %). Ik leg dit nog naast het advies van Euro Economics.
Als [geïntimeerde] de in te houden 3% van de belastingdienst terug
wil vorderen kunnen we het beste een lokale fiscalist inschakelen. Desgewenst vraag ik een
offerte.
2.11
[appellant] heeft bij e-mail van 23 december 2019 -voor zover van belang -het
volgende aan [geïntimeerde] bericht:
Nu is duidelijk dat ik € 234.246,74 moet overmaken. De 3% inhouding moet ik op aangifte
voldoen via de gestor van de notaris. Jij krijgt deze 3% lager terug via je Spaanse belastingaangifte als je Nederlands resident bent.
2.12
Nadat [geïntimeerde] in reactie op deze e-mail diezelfde dag om een toelichting op het
bedrag had gevraagd, heeft [appellant] bij e-mail van 23 december 2019 - voor zover van belang - het volgende aan haar bericht:
Uitleg overboeking
De helft van de aankoop waarde van de woning incl. kosten is € 399.442. Over dit bedrag is 3%
inhouding te berekenen omdat je niet resident bent. Dit is € 11.953. Dit bedrag krijg je in 2020 van
de Spaanse belastingdienst terug en moet ik binnen 6 weken betalen via een aangifte van een
gestor. Net zoals bij onze aankoop voor de eigenaar uit Zwitserland.
De helft van de waarde is derhalve € 398.412
Een deel heb je van mij geleend € 152.242 -/-
inhouding belasting non-resident € 11.953 -/-
Resteert € 234.246.74
(…)
Na de belastingteruggave in 2020 heb je totaal ontvangen € 243.247 + 11.953 = 246.200.
Ik hoop dat het zo duidelijk is en dat je deze mail kan confirmeren voor akkoord.
2.13
In reactie op deze e-mail heeft [geïntimeerde] op 24 december 2019 om 08:49 uur per
e-mail -voor zover van belang -het volgende aan [appellant] bericht:
Onze overeenkomst was dat ik 246500 € dwz mijn inleg terug zou krijgen. Je zei dat de
leningsovereenkomst een formaliteit was en daar zou ik geen last /consequenties van zou hebben.
Nu snap ik niet waarom ook over dit bedrag 3% ingehouden wordt?
Ik voel me wederom onder druk gezet dat ik zonder concept van overeenkomsten allerlei dingen snel akkoord moet geven of tekenen omdat jij het zo snel mogelijk afgehandeld moet hebben. Ik krijg nu ook geen tijd om het concept/notariële akte door iemand te laten goedkeuren.
Wil met zekerheid weten dat de Spaanse fiscus 3% terugbetaalt.
2.14
[appellant] heeft diezelfde dag om 09:14 uur deze e-mail - voor zover van belang -als
volgt beantwoord:
Van wie wil je die zekerheid?
Ik kan het garanderen dat het systeem zo werkt. Het bedrag moet ingehouden worden. Net zoals
bij de aankoop van de [adres2] .
Maar vraag gerust Stan [Baggen; toevoeging hof]
Wel wil ik nu jou bevestiging hebben voordat ik geld naar jou overmaak.
2.15
Mr. Baggen heeft op 24 december 2019 om 14:29 uur per e-mail - voor zover van
belang - het volgende aan partijen bericht:
Zojuist besprak ik met [geïntimeerde] dat de plusvalia-belasting waarschijnlijk niet verschuldigd zal zijn maar dat [appellant] deze zal betalen als dat onverhoopt anders is. Het heeft mijn voorkeur om dat niet zo in de akte op te nemen omdat ik niet overzie of dat fiscale gevolgen heeft. Ik neem aan dat deze e-mail voldoende bevestiging is.
[geïntimeerde] , zou jij in reactie op deze e-mail voorde zekerheid nog even willen bevestigen dat het bedrag dat [appellant] vandaag over zal maken van € 246.200,-
een deel van de koopprijs is? De totale koopprijs is hoger, zoals vermeld in de vanochtend
toegezonden conceptakte. De overige delen bestaan uit de verrekening met de
openstaande lening en de door [appellant] in te houden en aan de belastingdienst af te dragen 3% van de koopsom.
2.16
In reactie op deze mail van mr. Baggen heeft [geïntimeerde] op 24 december 2019 om
14:55 uur aan mr. Baggen en [appellant] - voor zover van belang -gemaild:
Hierbij mijn akkoord voor 246.200 als deel van de koopsom (... ).
2.17
In reactie op voormelde e-mail van [appellant] van 24 december 2019 09:14 uur heeft
[geïntimeerde] op 24 december 2019 om 17:38 uur een e-mail aan [appellant] en in kopie aan mr.
Baggen gestuurd waarin zij hen heeft bericht:
Hierbij mijn akkoord.
2.18
Bij akte van ontbinding van gemeenschap, verleden op 27 december 2019 voor de
Spaanse notaris E.C. Carrión, is het aandeel van [geïntimeerde] in de Spaanse woning geleverd aan
[appellant] . In deze akte is blijkens een Nederlandse vertaling - voor zover van belang - het
volgende bepaald:
"TEN TWEEDE: Als vergoeding voor deze verkrijging voldoet de begunstigde het toegekende deel, zijnde 398.412,00 euro, op de navolgende wijze:.—
1.- Betreffende het bedrag van 152.242,00 euro middels compensatie van de schuld die mevrouw [geïntimeerde] heeft tegenover de heer [appellant] , die hierbij is afgelost.
2.- Betreffende het bedrag van 234.346,74 euro middels bankoverschrijving met datum 24
december 2019, waarvan bewijs wordt overhandigd die ik als bijlage aan deze akte hecht.
3: En wat betreft het bedrag van 11.953,26 euro, dit wordt door de verkrijgende partij
ingehouden, voor rekening van de cedent voor de Spaanse inkomstenbelasting IRPF voor niet residenten, conform de huidige wetgeving, die zich verplicht aangifte en afdracht te doen volgens de wettelijke bepalingen.
Kwijting: De overdragende partij verleent kwitantie voor de eerdere en bij deze handeling
ontvangen bedragen, onder voorbehoud, indien van toepassing, van betaling van cheques,
waardepapieren en bankoverschrijvingen.
TEN DERDE: KOSTEN: De kosten en belastingen voor deze ontbinding van gezamenlijk
eigendom nemen partijen als volgt op zich:
Verkrijgende partij:
Alle kosten, notariële, registers, en indirecte belastingen voortvloeiend uit of ontstaan op grond
van deze akte, inclusief die voor de afschriften die voor belastingdoeleinden moeten worden
afgegeven.
Overdragende partij:
- De belasting over de waardestijging van de grond [impuesto del incremento del valor de los
terrenos de nauraleza urbana], indien verschuldigd.
(…)
TEN VIJFDE: De comparanten:
B) Verzoeken dat deze ontbinding van gemeenschap niet wordt onderworpen aan de belasting op waardestijging van de grond [impuesto sobre del incremento del valor de los terrenos de nauraleza urbana] daar dit niet verschuldigd is gezien de ondeelbaarheid van het pand en de transactie object van deze overeenkomst slechts van specificerende aard is.
2.19
Op 27 december 2019 heeft [geïntimeerde] een bedrag ontvangen van € 234.246,74 van [appellant] .
2.2
Op 27 april 2020 heeft [geïntimeerde] in Spanje door middel van een Modelo 210-formulier
belastingaangifte gedaan over 2019. In die aangifte stond vermeld dat zij 19% belasting was
verschuldigd over € 27.192,-, zijnde de overwaarde die zij bij de overdracht van haar aandeel in de Spaanse woning had gerealiseerd, en dat zij € 5.166,48 belasting diende te betalen.
2.21
Op 10 juni 2020 heeft [geïntimeerde] € 6.786,78 van de Spaanse belastingdienst ontvangen. Dit betrof het bedrag van € 11.953,26 dat [appellant] in het kader van de overdracht van het aandeel van [geïntimeerde] in de Spaanse woning voor haar aan de Spaanse belastingdienst had voldaan minus voormeld bedrag van € 5.166,48.
2.22
Bij brief van 2 oktober 2020 heeft mr. Suer [appellant] namens [geïntimeerde]
gesommeerd om vóór 7 oktober 2020 € 5.166,48 aan haar te voldoen.
[appellant] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.23
Bij e-mail van 28 oktober 2020 heeft mr. Suer [appellant] namens [geïntimeerde] gesommeerd om vóór 30 oktober 2020 € 13.236,18 te voldoen, bestaande uit een hoofdsom van
€ 11.953,26, rente van € 200,54 en incassokosten van € 1.082.38. [appellant] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

3.De vorderingen van partijen en de grieven van [appellant]

3.1
[geïntimeerde] heeft de kantonrechter – kort gezegd - gevraagd om [appellant] te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 13.236,18, dan wel € 5.166,48, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten, een en ander met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding. De kantonrechter heeft bij vonnis van 1 juni 2021 (hierna: het vonnis) de vordering van [geïntimeerde] tot een bedrag van € 5.166,48, met rente, toegewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Tegen deze veroordeling wordt door [appellant] in hoger beroep met vier bezwaren (‘grieven’) opgekomen. De vorderingen (in reconventie) van [appellant] zijn door de kantonrechter afgewezen. Tegen deze afwijzing zijn geen grieven geformuleerd, zodat het hof daar verder niet op in zal gaan.
3.2
Het hof zal de grieven van [appellant] hierna thematisch behandelen en dus niet afzonderlijk op elk van de grieven ingaan.

4.Het oordeel van het hof

4.1
Met zijn grieven 1-3 stelt [appellant] in essentie aan de orde de vraag of de kantonrechter terecht tot het oordeel is gekomen dat [appellant] een garantieverbintenis jegens [geïntimeerde] op zich heeft genomen, die hij niet is nagekomen. Die vraag wordt door hem ontkennend beantwoord. Het hof sluit zich echter aan bij het oordeel van de kantonrechter op dit punt en licht dit als volgt toe.
4.2
De vraag wat voor contractuele afspraken tussen partijen zijn gemaakt dient in een geval als het onderhavige te worden beantwoord aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. [1] Deze zowel op de wilsvertrouwensleer als op de redelijkheid en billijkheid [2] geënte uitlegmaatstaf is zowel contextueel als normatief van aard: doorslaggevend is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het komt dus bij uitleg van contractuele afspraken als de onderhavige niet aan op de feitelijke vraag wat ieder van de partijen met de eigen verklaringen en gedragingen (inwendig) heeft beoogd maar op de normatieve vraag hoe partijen in de gegeven (voor beide partijen kenbare) omstandigheden elkaars verklaringen over en weer in redelijkheid mochten opvatten.
4.3
Uit de in deze zaak overgelegde whatsapp- en e-mailcorrespondentie tussen partijen laat zich naar het oordeel van het hof afleiden dat, vanaf het moment dat overdracht van haar deel van de Spaanse woning aan [appellant] aan de orde kwam, [geïntimeerde] (i) erop gespitst was bij die overdracht haar eigen ‘inleg’ van € 246.200,- weer terug te krijgen, (ii) zich door [appellant] onder druk gezet voelde worden om vlot mee te werken aan een transactie waarvan zij de precieze (rechts-)gevolgen niet kende, op dit punt (iii) zich genoopt voelde zich te verlaten op de informatie die haar inmiddels ex-partner [appellant] haar gaf en (iv) zekerheid wilde dat zij bedoeld bedrag na uitvoering van de transactie daadwerkelijk daaraan zou overhouden. Voorts maakt diezelfde correspondentie duidelijk dat [appellant] (v) haast had om de transactie nog in 2019 af te wikkelen omdat dit voor hem voordeliger was, dat hij (vi) druk zette op [geïntimeerde] om vlot akkoord te gaan met het uitvoeren van de transactie en dat [geïntimeerde] (vii) tot 24 december 2019 grote aarzeling had en hield om akkoord te gaan omdat zij de (rechts-)gevolgen van de transactie niet goed kon overzien.
4.4
In dit verband zijn de volgende drie passages naar het oordeel van het hof veelbetekenend:
"Sorry, ik ga niet zo maar tekenen onder tijdsdruk,
zou jij ook nooit doen zonder analyse... Ik voel me nu onderdrukt en opgejaagd om iets
te tekenen die al anderhalf jaar geleden had moeten gebeuren? Ik wil het nogmaals op
een zo goede mogelijke manier oplossen maar wil wel een aantal garanties”
(whatsapp-bericht van [geïntimeerde] van 2 december 2019, rechtsoverweging 2.7)
“Onze overeenkomst was dat ik 246500 € dwz mijn inleg terug zou krijgen. Je zei dat de
leningsovereenkomst een formaliteit was en daar zou ik geen last /consequenties van zou hebben.
Nu snap ik niet waarom ook over dit bedrag 3% ingehouden wordt?
Ik voel me wederom onder druk gezet dat ik zonder concept van overeenkomsten allerlei dingen snel akkoord moet geven of tekenen omdat jij het zo snel mogelijk afgehandeld moet hebben Ik krijg nu ook geen tijd om het concept/notariële akte door iemand te laten goedkeuren.
Wil met zekerheid weten dat de Spaanse fiscus 3% terugbetaalt.”
(e-mail van [geïntimeerde] van 24 december 2019, rechtsoverweging 2.13)
Van wie wil je die zekerheid?
Ik kan het garanderen dat het systeem zo werkt. Het bedrag moet ingehouden worden. Net zoals
bij de aankoop van de [adres2] . (…)
(antwoord e-mail van [appellant] van 24 december 2019, rechtsoverweging 2.14)
4.5
Het hof begrijpt deze en de verdere correspondentie van partijen uit december 2019 zo dat [geïntimeerde] op zichzelf wel bereid was [appellant] in zijn wens om snel te handelen tegemoet te komen, maar wel van hem de zekerheid verlangde dat zij na de transactie over genoemd bedrag van € 246.200,- (‘onder de streep’) zou kunnen beschikken. Naar het hof verder begrijpt - mede gelet op [geïntimeerde] later op 24 december 2019 gegeven voorbehoudsloze akkoord met de uitvoering van de transactie - heeft [geïntimeerde] de hiervoor weergegeven reactie van [appellant] op 24 december 2019 zo opgevat dat deze er persoonlijk voor instond (‘garandeerde’) dat het aan de Spaanse belastingdienst af te dragen bedrag van € 11.953,26 integraal door haar zou worden terugontvangen. Dit is in het licht van de overige correspondentie en de hiervoor geschetste gang der dingen naar het oordeel van het hof een begrijpelijke (en ook redelijke) interpretatie van zijn verklaring. De stelling van [appellant] dat hij “enkel heeft gegarandeerd aan de vrouw dat het Spaanse systeem voor wat betreft het inhouden van een bedrag van 3% van de verkoopsom zo werkt als door hem aangegeven” verwerpt het hof omdat een dergelijke, aldus op te vatten garantie een ‘lege huls’ zou zijn en zo’n interpretatie ook haaks staat op de aloude uitlegregel dat men een beding veeleer moet opvatten in de zin waarin het van enige uitwerking kan zijn, dan in die waarin het geen gevolg zou hebben (vgl. art. 1380 oud-BW). [geïntimeerde] behoefde er in haar positie op dat moment niet op bedacht te zijn dat [appellant] een inhoudsloze toezegging deed of zou doen. Gelet op de herhaald door [geïntimeerde] geuite behoefte aan zekerheid (met gebruikmaking van het woord ‘garanties’) had het, als [appellant] de indruk had willen vermijden een ‘harde’ garantie te verstrekken, op zijn weg gelegen daarover in heldere taal uitsluitsel te geven. Door dat in de gegeven situatie niet te doen maar de betreffende bewoordingen te gebruiken heeft hij bij [geïntimeerde] het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen wekken dat hij de goede uitkomst van de transactie op dit punt aan haar garandeerde. Of hij innerlijk al dan niet de bedoeling had om een dergelijke garantie te geven is in dat geval niet meer relevant; art. 3:35 BW bepaalt immers dat “tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, (…) geen beroep (kan) worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.” Op het voorgaande stuit grief 1 af.
Overige grieven
4.6
Grief 2 faalt eveneens. Nu [geïntimeerde] - onbetwist en in strijd met de toezegging van [appellant] - niet het volledige bedrag van € 11.953,26 van de Spaanse fiscus heeft terugontvangen, diende [appellant] het restant aan [geïntimeerde] als eigen verplichting te voldoen. De kantonrechter heeft met juistheid geoordeeld dat [appellant] , door dat na te laten, de jegens [geïntimeerde] op zich genomen garantieverplichting heeft geschonden.
4.7
Ook grief 3 treft geen doel. Voldoening aan de garantieverplichting zou [geïntimeerde] namelijk niet in een voordeliger positie brengen dan “haar uit hoofde van de verdeling tussen partijen toe zou moeten komen”. Bedoeling bij die verdeling was immers, zo blijkt ook duidelijk uit de (in kopie aan [geïntimeerde] gezonden) e-mail van [appellant] van 3 december 2019 aan Baggen dat [geïntimeerde] aan de transactie € 246.200,- over zou houden. De garantie beoogde nu juist te bewerkstelligen dat dat bedrag [geïntimeerde] ook daadwerkelijk zou toekomen. Voor zover [appellant] met grief 3 heeft bedoeld dat de in de notariële akte opgenomen kwijting aan de vordering van [geïntimeerde] in de weg staat, overweegt het hof dat de kantonrechter met juistheid heeft geoordeeld dat die kwijting ziet op het betaald zijn van € 398.442,-, maar dat daaruit niet blijkt dat deze mede zag op een afstand door [geïntimeerde] van haar recht om zich op de door [appellant] gegeven garantie te beroepen. Het hof verenigt zich op dit punt met het oordeel van de kantonrechter in rechtsoverweging. 5.5 van het vonnis en maakt dit tot het zijne.
4.8
Grief 4 kan evenmin slagen. Redelijkheid en billijkheid eisen in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. [3] Vanwege de terughoudendheid die bij toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid aan de orde dient te zijn, had het op de weg van [appellant] gelegen in dit geding duidelijk te maken dat en waarom een beroep op de door hem gegeven garantie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dat heeft hij echter nagelaten. Zijn stelling dat hij ten tijde van het maken van afspraken tussen hem en [geïntimeerde] “niet bekend was met het gegeven dat de vrouw vermogenswinstbelasting verschuldigd zou zijn” kan hem in elk geval niet baten; dit feit valt, nu hij zelf ervoor heeft gekozen een garantie aan [geïntimeerde] te geven, in zijn risicosfeer. Zijn ter mondelinge behandeling bij het hof ingenomen stelling dat genoemde onaanvaardbaarheid mede zou volgen uit het feit dat hij ook de overige kosten voor de verdeling van de gemeenschap al op zich heeft genomen wordt door het hof wegens strijd met de zogeheten ‘tweeconclusieregel’ buiten beschouwing gelaten en kan ook overigens aan het voorgaande niet afdoen.
4.9
Wat verder nog door partijen is aangevoerd behoeft vanwege het voorgaande geen bespreking meer.
De slotsom: het hoger beroep slaagt niet
4.1
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Vanwege de aard van het geschil van partijen zal het hof de kosten van partijen compenseren op de wijze als in het dictum bepaald.

5.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 1 juni 2021;
2. compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat elk der partijen daarvan de eigen kosten draagt;
3. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, C. Koopman en J.E. Wichers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
27 september 2022.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
2.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO1427 (DSM/Fox)
3.Vgl. HR 19 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1152 (Campina/Van Jole) en HR 20 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2587 (Briljant Schreuders/ABP).