Als grieven worden aangemerkt de gronden die een verzoeker in hoger beroep
aanvoert om te betogen dat de bestreden beschikking behoort te worden vernietigd. Daarbij geldt de eis dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de rechter in hoger beroep en de belanghebbenden, die immers moeten weten waartegen zij zich hebben te verweren, voldoende kenbaar zijn. Namens de vader zijn in deze procedures in totaal 29 grieven ingediend met ook een omvangrijke, tientallen pagina's omvattende toelichting.
De grieven zijn voor het hof niet allen even goed te doorgronden. Het hof heeft de bezwaren van de vader in het voorgaande zo goed als mogelijk geduid en geherformuleerd tot handzame bezwaren en gebundeld. Voor zover de vader meent dat het hof desondanks niet is ingegaan op essentiële stellingen, is het hof van oordeel dat dit voor rekening en risico komt van de vader omdat het op zijn weg ligt om binnen de grenzen van een goede procesorde en met oog voor de aard van de zaken waar het hier om gaat
(kinderbeschermingsmaatregelen) de gronden behoorlijk in het geding naar voren te brengen.
Met betrekking tot het beroep van de vader op artikel 1:265k BW, waar hij stelt dat het verzoekschrift van de GI is ingediend zonder de benodigde bescheiden, oordeelt het hof nog als volgt.
Inderdaad volgt uit het tweede lid van artikel 1:265k BW dat bij verzoekschrift of onverwijld na de oproep, het plan, als bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet, en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling aan de kinderrechter dient te worden overgelegd. Het hof oordeelt dat uit de wet niet voortvloeit dat indien de GI deze stukken niet overlegt een niet-ontvankelijkverklaring dient te volgen. Bovendien heeft de GI wel de op dat moment laatst geldende “OTS Rapportage” overgelegd. De achtergrond van het overleggen van het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling is het zeker stellen dat de kinderrechter, wanneer zijn beslissing wordt ingeroepen, over voldoende schriftelijke informatie beschikt (
Kamerstukken II1992/93, 23 003, nr. 3, p. 46). Naar het oordeel van het hof gaven de overgelegde “OTS Rapportage” en de overige door de GI overgelegde stukken de kinderrechter voldoende informatie om de verzoeken van de GI te kunnen beoordelen.