Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Teckal(ECLI:EU:C:1999:562) en
Stadt Halle(ECLI:EU:C:2005:5) in rechtsoverweging 3.13 van het bestreden vonnis. Dit brengt mee dat DRZ op basis van de redenering van CIS niet kan worden beschouwd als een onderneming in de zin van artikel 1 Aw 2012. Er is immers sprake van een opdracht van de ene dienst binnen het Ministerie van Financiën (de Belastingdienst) aan de andere dienst binnen het Ministerie van Financiën (DRZ). Omdat CIS geen aanknopingspunten heeft verschaft om op een andere manier te kunnen vaststellen dat DRZ een onderneming is, gaat het hof er voor de verdere beoordeling vanuit dat DRZ geen onderneming is, maar een dienst van de Staat, die op zijn beurt de centrale aanbestedende dienst is.
Commissie/Polen, gaat ook niet op, omdat in die zaak niet de vraag aan de orde was of opdrachtverlening van de ene dienst aan de andere dienst binnen dezelfde rechtspersoon al of niet aanbestedingsplichtig is. Grief II is daarom niet gegrond. Voor het hof is het voldoende zeker dat uit overweging 5 en de artikelen 2 lid 1 sub 1 en 2 en artikel 12 lid 1 Aanbestedingsrichtlijn en uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat opdrachtverlening binnen een overheidslichaam (rechtspersoon) niet aanbestedingsplichtig is. Het zal daarom geen prejudiciële vragen stellen aan het HvJ EU. Het is daartoe overigens ook niet verplicht. Grief 3 is daarom ook niet gegrond.