In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter van 16 juni 2023, waarin [verzoeker] als bewindvoerder en mentor van [de betrokkene] werd ontslagen. [de betrokkene] is een volwassen vrouw met een verstandelijke beperking, die onder beschermingsbewind en mentorschap staat. De ouders van [de betrokkene] zijn gescheiden en hebben ieder een nieuwe relatie. In 2022 werd [verzoeker] benoemd als bewindvoerder en mentor, maar op 16 juni 2023 werd [naam1] benoemd als opvolgend bewindvoerder en mentor, wat leidde tot het hoger beroep van [verzoeker]. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter in stand gelaten, niet vanwege de wijze waarop [verzoeker] haar taken heeft vervuld, maar omdat het in het belang van [de betrokkene] is dat de huidige bewindvoerder en mentor aanblijven. Het hof oordeelt dat er op het moment van de bestreden beschikking geen gewichtige redenen waren om [verzoeker] te ontslaan, maar dat de situatie sindsdien is veranderd. De verhoudingen tussen [verzoeker] en de vader van [de betrokkene] zijn verstoord, wat het voor [verzoeker] moeilijk maakte om haar taken naar behoren uit te voeren. Het hof concludeert dat het belang van [de betrokkene] gediend is bij voortzetting van het mentorschap bij de huidige mentor, en bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.