In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan op het verzet van [belanghebbende] B.V. tegen de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep dat eerder was verklaard op 14 maart 2023. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De belanghebbende had een aanslag onroerendezaakbelastingen ontvangen, waartegen bezwaar was gemaakt, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard door de rechtbank Midden-Nederland. De belanghebbende had vervolgens hoger beroep ingesteld, maar dit werd afgewezen wegens het niet betalen van het griffierecht binnen de gestelde termijn.
Tijdens de behandeling van het verzet op 1 november 2023 heeft mr. D.A.N. Bartels, de gemachtigde van belanghebbende, aangevoerd dat hij geen herstelmogelijkheid had gekregen na een deelbetaling van het griffierecht. Het Hof oordeelde dat de herinneringsbrief, waarin de verschuldigdheid van het griffierecht werd bevestigd, duidelijk was en dat de griffier niet verplicht was om een nieuwe termijn te stellen voor de betaling van het restantbedrag. Het Hof concludeerde dat de herinneringsbrief voldeed aan de eisen en dat de belanghebbende in verzuim was door het griffierecht niet volledig te betalen binnen de gestelde termijn.
Het Hof heeft het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.