In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan op het verzet van [belanghebbende] B.V. tegen de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake een aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2018. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep ongegrond had verklaard. Het Hof had het hoger beroep op 11 april 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Namens de belanghebbende heeft mr. D.A.N. Bartels verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hem geen herstelmogelijkheid was geboden na een deelbetaling van het griffierecht.
Tijdens de zitting op 1 november 2023 heeft mr. Bartels zijn standpunt toegelicht. Het Hof heeft vastgesteld dat de herinneringsbrief over het griffierecht correct was verzonden en ontvangen. De griffier had de belanghebbende tijdig gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de gevolgen van niet-tijdige betaling. Het Hof oordeelde dat de herinneringsbrief voldoende duidelijk was en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de belanghebbende in verzuim was geweest. Het verzet is ongegrond verklaard, en het Hof heeft geen proceskosten toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheden van de gemachtigde in het proces. Het Hof heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de belanghebbende gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.