Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Midden-Nederland van 1 maart 2023, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
De beslissing van de kantonrechter
Het verloop van de procedure
De beoordeling
De beslissing
€ 180,-;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 1 maart 2023 een sanctie van € 240,- had opgelegd aan de betrokkene voor het negeren van een rood verkeerslicht op 20 augustus 2020. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. Tijdens de zitting op 14 december 2023 heeft de advocaat-generaal een verweerschrift ingediend, maar geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.
Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is overschreden. De kantonrechter had de sanctie moeten matigen met 25%, wat het hof heeft gedaan. Daarnaast is er een discussie over de verbeurde dwangsom. De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie verklaarde dat een dwangsom van € 1.442,- was verbeurd, maar het hof oordeelde dat de kantonrechter niet verplicht was dit standpunt te volgen. Uiteindelijk heeft het hof de dwangsom vastgesteld op € 1.217,-, gebaseerd op de periode waarin de officier van justitie een dwangsom had verbeurd.
De beslissing van het hof is dat de eerdere beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, de sanctie wordt verlaagd naar € 180,-, en de proceskosten van de betrokkene worden vergoed tot een bedrag van € 837,-. Het hof heeft de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de dwangsom bevestigd.