ECLI:NL:GHARL:2023:11037

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.325.590
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in arbeidsgeschil met beschuldigingen van verboden onderscheid op grond van geslacht

In deze zaak heeft Bastion Hotelgroep B.V. (hierna: Bastion) een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarin werd geoordeeld dat Bastion verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door de arbeidsovereenkomst van [verweerster] niet te verlengen vanwege haar zwangerschap. De kantonrechter had Bastion veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding aan [verweerster]. Bastion is het niet eens met deze uitspraak en wil middels het voorlopig getuigenverhoor bewijs leveren dat de zwangerschap geen rol heeft gespeeld in de beslissing om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2023 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. Bastion heeft vier getuigen voorgesteld die aanwezig waren bij de beslissing om het dienstverband van [verweerster] niet te verlengen. Het hof heeft vastgesteld dat aan de formele eisen voor het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor is voldaan en dat er geen reden is om het verzoek af te wijzen. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van Bastion bij het verkrijgen van bewijs voldoende zwaarwegend is en dat het verzoek niet in strijd is met de goede procesorde.

De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor wordt toegewezen. Het hof heeft tevens bepaald dat het verhoor zal plaatsvinden onder leiding van raadsheer-commissaris mr. A.J.J. van Rijen. Bastion is verplicht om een kopie van de beschikking aan [verweerster] toe te zenden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 26 september 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.590/01
beschikking van 26 september 2023
in de zaak van
Bastion Hotelgroep B.V.
die gevestigd is in Utrecht
die een verzoek heeft ingediend
hierna: Bastion
advocaat: mr. F.L. Bakker
tegen
[verweerster]
die woont in [woonplaats1]
die optreedt als verweerster
hierna: [verweerster]
advocaat: mr. R.R. van Zuijlen

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bastion heeft een verzoekschrift ingediend bij dit gerechtshof (hierna: het hof).
Dat verzoekschrift heeft zij aangevuld met:
- een brief van 18 april 2023 met een bijlage,
- een brief van 26 april 2023 met bijlagen,
- een brief van 28 april 2023 met bijlagen.
[verweerster] heeft daarna een verweerschrift ingediend.
1.2
Op 18 september 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Namens Bastion was mevrouw [naam1] (HR-manager) daarbij aanwezig, bijgestaan door advocaten mr. S.A. Tan en mr. F.L. Bakker. Namens [verweerster] was mr. J.T. Willemsen daarbij aanwezig. Zij hebben de standpunten van partijen toegelicht, de advocaten gebruikten daarbij spreekaantekeningen. Van wat tijdens de mondelinge behandeling is gebeurd, is een verslag (proces-verbaal) gemaakt en naar partijen gestuurd.
1.3
Mr. F.L. Bakker heeft bij e-mail van 20 september 2023 aan het hof, met een kopie naar de advocaat van [verweerster] , verzocht om aanpassing van het proces-verbaal en toezending van een afschrift van het aangepaste proces-verbaal, omdat daarin namen zijn verwisseld.

2.De kern van de zaak

2.1
[verweerster] heeft gewerkt voor Bastion, op grond van een arbeidsovereenkomst. Bastion heeft besloten de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. [verweerster] is vervolgens een procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland gestart. Volgens [verweerster] heeft Bastion verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt door de arbeidsovereenkomst niet te verlengen vanwege de zwangerschap van [verweerster] . De kantonrechter heeft in een beschikking van 28 februari 2023 geoordeeld dat inderdaad sprake is van zo’n verboden onderscheid en heeft Bastion veroordeeld tot betaling aan [verweerster] van een (zogenoemde: billijke) vergoeding.
2.2
Bastion is het niet eens met dat oordeel van de kantonrechter. Met het oog op het hoger beroep dat zij tegen dat oordeel van de kantonrechter heeft ingesteld, heeft Bastion (op 14 april 2023) bij dit hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor. Met het voorlopig getuigenverhoor wil Bastion aantonen dat de zwangerschap geen rol heeft gespeeld in het besluit van Bastion om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] niet te verlengen en dat daardoor geen sprake is geweest van verboden onderscheid. Het hof wijst het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor toe en legt hierna uit waarom.

3.De redenen voor de beslissing

3.1
Bastion wil tijdens een voorlopig getuigenverhoor als getuigen laten horen:
- de heer [naam2] (voormalig regio-manager van Bastion),
- de heer [naam3] (directeur),
- mevrouw [naam1] (HR-manager),
- mevrouw [naam4] (operationeel manager).
Zij waren volgens Bastion aanwezig bij een gesprek op 25 augustus 2022 waarbij de beslissing is genomen om het dienstverband niet te verlengen en kunnen verklaren over de redenen die aan die beslissing ten grondslag zijn gelegd. Volgens Bastion heeft de zwangerschap geen rol gespeeld in die beslissing. Bastion stelt dat zij op 31 augustus 2022 aan [verweerster] heeft meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen met ingang van 30 september 2022. De heer [naam2] kan volgens Bastion verklaren over zijn redenen om op 1 september 2022 toch aan [verweerster] het volgende Whatsapp-bericht te sturen: “
Ik wilde je vertellen dat we helaas genoodzaakt te zijn toch je contract op te zeggen. De reden hiervan is dat je toch veel afwezig bent en wanneer je bevallen bent je er ook voor je kindje moet zijn. Dit is moeilijk tot niet te combineren met Bastion Hotels”.Ook kan de heer [naam2] volgens Bastion verklaren over het functioneren van [verweerster] .
3.2
Artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat de rechter in beginsel toestemming moet geven voor een voorlopig getuigenverhoor als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dat zijn voorwaarden die te maken hebben met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak ongeveer over gaat, wat hij verzoekt of wil verzoeken, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter(s) en de tegenpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen.
3.3
Als aan die voorwaarden (de zogenoemde formele eisen van het verzoekschrift) is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken (artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Daarvan kan sprake zijn als het belang van de verzoeker veel minder zwaarwegend is dan het belang van de wederpartij bij het niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure te veel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek (artikel 3:303 BW).
3.4
Het hof is van oordeel dat aan de onder 3.2 genoemde voorwaarden is voldaan.
3.5
Volgens [verweerster] dient het voorlopig getuigenverhoor geen belang, omdat de getuigen al verklaringen hebben afgelegd en het voorlopig getuigenverhoor geen aanvullende informatie gaat opleveren. Het hof gaat aan die stelling voorbij, omdat het hof bij de beoordeling van dit verzoek niet mag meewegen wat het verwacht wat de uitkomst zal zijn van de af te leggen getuigenverklaringen.
Om diezelfde reden gaat het hof voorbij aan de stelling van [verweerster] dat mevrouw [naam1] eerder aanwezig is geweest tijdens zittingen over deze kwestie met Bastion en dat dat afdoet aan haar geloofwaardigheid als getuige. Of die stelling klopt, hoeft het hof nu dus niet te beoordelen.
Volgens [verweerster] is een verklaring van de heer [naam2] in een voorlopig getuigenverhoor over zijn redenen om het eerder genoemde Whatsapp-bericht te sturen en over het functioneren van [verweerster] niet van belang voor de zaak. Ook dit is, wat daar ook van waar is, geen reden voor afwijzing van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. Het hof weet in deze procedure over het voorlopig getuigenverhoor namelijk nog niet wat in het hoger beroep van belang zal zijn.
3.6
Volgens [verweerster] is het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor in strijd met de goede procesorde, gelet op de stand van de procedure van het hoger beroep van Bastion tegen het oordeel van de kantonrechter. Bastion heeft inmiddels namelijk het onder 2.2 genoemde hoger beroep ingesteld bij dit hof. Dat hoger beroep heeft het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.327.394/01. De mondelinge behandeling van dat hoger beroep is op 4 oktober 2023 bij dit hof en het verzoek om aanhouding van die behandeling heeft het hof afgewezen. Bastion heeft in dat hoger beroep de redenen van haar hoger beroep aangevoerd (de zogenoemde gronden) en die mag Bastion, volgens [verweerster] , niet meer aanvullen aan de hand van wat uit een eventueel voorlopig getuigenverhoor komt. Ook heeft Bastion in dat hoger beroep een bewijsaanbod gedaan, dat vergelijkbaar is met waar het in het voorlopig getuigenverhoor om gaat. Bovendien had Bastion de genoemde getuigen ook al kunnen laten horen tijdens de procedure bij de kantonrechter en de procedure bij het College voor de Rechten van de Mens (dat op 25 mei 2023 heeft geoordeeld dat Bastion verboden onderscheid op basis van geslacht heeft gemaakt). De eventuele toewijzing van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor leidt volgens [verweerster] tot een inefficiënte procesvoering: deze belast [verweerster] onnodig met nóg een procedure en belast ook de rechterlijke macht onnodig.
Het hof is van oordeel dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet in strijd met de goede procesorde is. Bastion heeft voldoende belang bij dat verzoek en heeft dit ook tijdig gedaan. Het hof kan bij de beoordeling van dit verzoek niet vooruitlopen op wat in het hoger beroep zal gebeuren of moet worden geoordeeld.
3.7
Er is geen reden voor afwijzing van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. Het hof zal het verzoek toewijzen zoals hierna onder 4 wordt genoemd.
3.8
Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3.9
In het proces-verbaal dat van de mondelinge behandeling is opgemaakt en dat naar partijen is gestuurd, is een vergissing gemaakt. Op de plaats waar staat: “Mr. Tan legt spreekaantekeningen over” moet worden gelezen: “Mr. Bakker legt spreekaantekeningen over”. En waar verderop in de tekst staat “Mr Tan” moet worden gelezen “Mr. Bakker” en waar staat “Mr Bakker” moet worden gelezen “ Mr. Tan”. Het hof past het proces-verbaal aan op deze manier en zal geen nieuw proces-verbaal naar partijen sturen.
3.1
Gezien artikel 188 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal het hof bepalen dat Bastion een kopie van deze beschikking aan [verweerster] moet doen toekomen.
3.11
Wat verder is verzocht, zal het hof afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden om Bastion in staat te stellen te bewijzen:
feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de zwangerschap van [verweerster] geen rol heeft gespeeld in de beslissing, die is genomen in een gesprek op 25 augustus 2022 tussen de heer [naam3] , mevrouw [naam1] , mevrouw [naam4] en de heer [naam2] , om het dienstverband met [verweerster] niet te verlengen,
door het laten horen van de onder 3.1 genoemde getuigen;
bepaalt dat het verhoor van de getuigen zal gebeuren onder leiding van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. A.J.J. van Rijen, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nog door deze vast te stellen datum en tijdstip;
bepaalt dat de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de in het verzoekschrift genoemde getuigen in de maanden november 2023 tot en met maart 2024 zullen worden opgegeven bij de handelsrekestengriffie van dit hof vóór 17 oktober 2023, waarna de raadsheer-commissaris de datum en het tijdstip van het verhoor zal vaststellen en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
past het proces-verbaal aan op de manier zoals hiervoor onder 3.9 is vermeld;
wijst af wat verder is verzocht;
bepaalt dat Bastion een kopie van deze beschikking aan [verweerster] moet doen toekomen, binnen een week na de datum van de uitspraak van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.C.P. Giesen, M.S.A. van Dam en A.J.J. van Rijen, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. M.S.A. van Dam en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.