Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van verzoeker, [verzoeker]. Het bewind was ingesteld door de kantonrechter van de rechtbank Gelderland op 16 juni 2017, vanwege de lichamelijke en geestelijke toestand van verzoeker. Verzoeker heeft op 13 april 2022 verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij van mening is dat hij in staat is zijn eigen financiën te beheren. De kantonrechter heeft dit verzoek echter afgewezen in de beschikking van 19 juli 2022, waarop verzoeker in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2023 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. G. Kartal, zijn standpunt toegelicht. Hij heeft aangevoerd dat zijn situatie is verbeterd; zijn schulden zijn grotendeels afgelost en hij heeft een stabiele relatie. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. L. de Groot, heeft echter betoogd dat het bewind nog steeds noodzakelijk is, gezien de eerdere problemen van verzoeker met financieel misbruik en zijn huidige zorgprofiel.
Het hof heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat. De enkele verbetering in zijn persoonlijke situatie is niet voldoende om het bewind op te heffen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee het bewind over verzoeker in stand blijft. Het hof heeft ook opgemerkt dat de procedure niet gericht is op de vervanging van de bewindvoerder, maar dat er mogelijkheden zijn voor samenwerking met een nieuwe bewindvoerder indien dat aan de orde komt.