ECLI:NL:GHARL:2023:2393

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
200.316.627
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffen van bewind op verzoek van de onderbewindgestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van verzoeker, [verzoeker]. Het bewind was ingesteld door de kantonrechter van de rechtbank Gelderland op 16 juni 2017, vanwege de lichamelijke en geestelijke toestand van verzoeker. Verzoeker heeft op 13 april 2022 verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij van mening is dat hij in staat is zijn eigen financiën te beheren. De kantonrechter heeft dit verzoek echter afgewezen in de beschikking van 19 juli 2022, waarop verzoeker in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2023 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. G. Kartal, zijn standpunt toegelicht. Hij heeft aangevoerd dat zijn situatie is verbeterd; zijn schulden zijn grotendeels afgelost en hij heeft een stabiele relatie. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. L. de Groot, heeft echter betoogd dat het bewind nog steeds noodzakelijk is, gezien de eerdere problemen van verzoeker met financieel misbruik en zijn huidige zorgprofiel.

Het hof heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat. De enkele verbetering in zijn persoonlijke situatie is niet voldoende om het bewind op te heffen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee het bewind over verzoeker in stand blijft. Het hof heeft ook opgemerkt dat de procedure niet gericht is op de vervanging van de bewindvoerder, maar dat er mogelijkheden zijn voor samenwerking met een nieuwe bewindvoerder indien dat aan de orde komt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.316.627
(zaaknummer rechtbank Gelderland, 9814770)
beschikking van 21 maart 2023
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. G. Kartal te Rotterdam,
en
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. L. de Groot te Leusden.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de zus] ,
verblijvende op een onbekend adres,
verder te noemen: de zus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector bewind en erfrecht, locatie Zutphen) van 19 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het hof heeft in deze zaak op 27 september 2022 het beroepschrift met producties ontvangen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 maart 2023 plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen met zijn advocaat. Namens [verweerder] B.V.
zijn verschenen [de mentor] (mentor) en [de bewindvoerder] (bewindvoerder), bijgestaan door mr. De Groot.
3. De feiten
3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 16 juni 2017 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan [verzoeker] een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld en [verweerder] B.V. tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 13 april 2022, heeft [verzoeker] verzocht het bewind op te heffen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt primair dat het bewind per direct, dan wel binnen één maand na heden, zal worden
opgeheven. Hij verzoekt subsidiair dat een proeftijd zal worden ingesteld voor een periode van bijvoorbeeld drie of zes maanden, althans een door het hof te bepalen termijn, waarbinnen [verzoeker] zijn eigen financiën zal gaan beheren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.2
[verzoeker] heeft in zijn beroepschrift en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het bewind niet langer nodig is. Hij vindt dat hij nu weer in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen: zijn schulden zijn op één na allemaal afgelost, hij heeft al 2 jaar een relatie en woont samen en heeft een netwerk dat hem helpt. Er is volgens [verzoeker] geen sprake meer van vergeetachtigheid en kwetsbaarheid. [verzoeker] vindt ook dat de bewindvoerder zijn taken niet goed uitvoert.
5.3
De bewindvoerder vindt dat het bewind nog niet kan worden opgeheven. Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de bewindvoerder verklaard dat de bewindvoerder ziet dat de situatie van [verzoeker] stabieler is geworden. Hij heeft echter nog steeds een Zorgprofiel 3GGZ W en dient volgens de bewindvoerder nog beschermd te worden. In het verleden is [verzoeker] financieel misbruikt en was zijn geheugen een probleem. Niet is gebleken dat die situatie is veranderd. De bewindvoerder ervaart de samenwerking als naar behoren, waarbij ieder jaar rekening en verantwoording wordt afgelegd.
5.4
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat of dat voortzetting van het bewind niet langer zinvol is. Omdat het bewind is ingesteld vanwege de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] , is het feit dat er nog maar één (omvangrijke) schuld is, niet zonder meer reden voor opheffing van het bewind. [verzoeker] heeft niet aangetoond, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van een arts, dat de lichamelijke of geestelijke toestand die destijds de aanleiding was tot het instellen van het bewind niet meer bestaat. Het hof ziet wel dat het leven van [verzoeker] een positieve wending heeft genomen, maar is van oordeel dat die wending nog geen reden is het bewind op te heffen of om een proefperiode vast te stellen.
5.5
Gelet op wat hiervoor is overwogen faalt de grief. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden en zal die beslissing daarom bekrachtigen.
5.6
Ten overvloede merkt het hof op dat onderhavige procedure niet ziet op vervanging van de huidige bewindvoerder. De advocaat van de bewindvoerder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zij medewerking zal verlenen als de stiefdochter van [verzoeker] bereid is als bewindvoerder op te treden en daarvoor geschikt is.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector bewind en erfrecht, locatie Zutphen) van 19 juli 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Feunekes en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 21 maart 2023 uitgesproken door mr. S. Kuijpers in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.