Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren over de erfgrens tussen hun percelen. [Appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin de vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen, met uitzondering van een dwangsom. De kern van het geschil betreft de vraag of de erfgrens die door het Kadaster is vastgesteld tijdens een grensreconstructie correct is. De procedure begon na een arrest van 6 september 2022, waarna een gerechtelijke plaatsopneming en mondelinge behandeling plaatsvonden op 12 januari 2023.
De feiten zijn als volgt: [geïntimeerde] is eigenaar van een perceel aan de [adres1] 11, en [appellanten] zijn eigenaar van het aangrenzende perceel aan de [adres1] 12. Er zijn verschillende grensreconstructies uitgevoerd door het Kadaster, waarbij de erfgrens tussen de percelen is vastgesteld. [Appellanten] zijn van mening dat de grensreconstructie onjuist is en hebben een klachtenprocedure bij het Kadaster gestart. De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, met uitzondering van de dwangsom, en [appellanten] hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft geoordeeld dat de erfgrens zoals vastgesteld door het Kadaster correct is en dat de vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep niet worden toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en legt de proceskostenveroordelingen op aan beide partijen. De uitspraak benadrukt de rol van het Kadaster in het vaststellen van erfgrenzen en de juridische implicaties van de kadastrale registratie.