ECLI:NL:GHARL:2023:4485

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
22/00984
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting voor elektrisch voertuig dat niet meer werd opgeladen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 64,40, opgelegd door de gemeente Nijmegen. De naheffingsaanslag werd gehandhaafd door de heffingsambtenaar na een uitspraak op bezwaar. Belanghebbende had zijn elektrische auto geparkeerd aan de Pontanusstraat te Nijmegen, op een plek die was gemarkeerd voor het opladen van elektrische voertuigen. Op het moment van constatering was de auto weliswaar aangesloten op de laadpaal, maar werd deze niet meer opgeladen. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het geschil draait om de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, met name of er sprake was van parkeren in strijd met een wettelijk voorschrift. Het Hof verwijst naar relevante wetgeving, waaronder de Gemeentewet en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Het Hof oordeelt dat de omstandigheid dat de accu van de elektrische auto niet meer werd opgeladen, niet betekent dat de auto op een andere wijze was geparkeerd dan toegestaan. De heffingsambtenaar is niet verplicht om verder onderzoek te doen naar het doel van het parkeren. Het Hof concludeert dat er geen sprake is van parkeren in strijd met een wettelijk voorschrift en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing van het Hof houdt in dat het hoger beroep ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/00984
uitspraakdatum: 23 mei 2023
Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 april 2022, nummer AWB 21/1720, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 64,40.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. N.G.A. Voorbach, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op 28 augustus 2020 om 20:30 uur is geconstateerd dat de auto van belanghebbende, een elektrisch aangedreven personenauto met het kenteken [kenteken] , geparkeerd stond aan de Pontanusstraat te Nijmegen, een aangewezen plaats voor betaald parkeren, terwijl de parkeerbelasting niet was voldaan.
2.2.
Het parkeervak waarin belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd is voorzien van een wit kruis en een groene tegel met daarop afgebeeld een stekker en de letter ‘e’, om te markeren dat het een plek betreft waar elektrische voertuigen opgeladen kunnen worden. Daartoe is het parkeervak voorzien van een laadpaal aan de achterzijde van het parkeervak. Naast de laadpaal is een paal geplaatst met daaraan bevestigd het verkeersbord E4 (parkeergelegenheid) als bedoeld in bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV), een onderbord met de tekst “uitsluitend voor opladen elektrische voertuigen” en een onderbord met pijlen waarvan er een wijst in de richting van het onderhavige parkeervak.
2.3.
Ten tijde van de constatering was de auto van belanghebbende met een laadkabel aangesloten op de laadpaal maar werd niet (meer) opgeladen.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of geparkeerd is in strijd met een wettelijk voorschrift.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Onder verwijzing naar HR 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1127, overweegt het Hof als volgt.
4.2.
Artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt – kort gezegd – dat onder parkeren in de zin van die wet wordt verstaan het doen of laten staan van een voertuig op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. Volgens artikel 24, eerste lid, aanhef en letter d, ten tweede, van het RVV mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren op een parkeergelegenheid op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven.
4.3.
Het betoog van belanghebbende dat erop neerkomt dat de auto op een andere wijze is geparkeerd dan op het bord en de onderborden ter plaatse is aangegeven, omdat de auto niet (meer) werd opgeladen, slaagt niet.
4.4.
De omstandigheid dat de accu van een elektrische auto die is aangesloten op een laadpaal op enig moment niet of niet meer wordt opgeladen, dwingt, anders dan waarvan belanghebbendes betoog uitgaat, niet tot de gevolgtrekking dat de auto op de desbetreffende parkeerplaats is geparkeerd met een ander doel dan het opladen van de accu van die auto. De heffingsambtenaar is in een dergelijk geval niet gehouden nader onderzoek te doen naar het doel waarmee de auto is geparkeerd.
4.5.
Van parkeren in strijd met een wettelijk voorschrift is daarom geen sprake, zodat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.
De griffier, De raadsheer,
(E.D. Postema) (V.F.R. Woeltjes)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 mei 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.