In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling na de intrekking van hoger beroep door belanghebbende, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats]. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Gelderland, maar trok deze beroepen in. De belanghebbende verzocht de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht om vergoeding van proceskosten en schade, maar het Hof verklaarde dit verzoek niet-ontvankelijk. Het Hof oordeelde dat het verzoek om vergoeding van proceskosten en schade niet gelijktijdig met de intrekking van het hoger beroep was ingediend, wat in strijd is met de wettelijke vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende had op 28 februari 2023 haar hoger beroepen ingetrokken, maar had geen verzoek om vergoeding gedaan. Pas later, op 28 april 2023, deed zij een verzoek om vergoeding, wat te laat was. Het Hof benadrukte dat partijen niet vrij zijn om af te wijken van de wettelijke voorwaarden voor ontvankelijkheid van dergelijke verzoeken. De uitspraak concludeerde dat de verzoeken om proceskosten- en schadevergoeding niet-ontvankelijk zijn verklaard, en dat het Hof zich voor het overige onbevoegd verklaarde.