In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van een statutair bestuurder van de Stichting [naam1]. De appellant, die eerder als bestuurder was geschorst en ontslagen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 25 oktober 2022, waarin zijn verzoek tot schorsing en ontslag van de andere bestuurder, [geïntimeerde], werd afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant en de geïntimeerde de enige statutaire bestuurders van de stichting waren en dat er een conflict was ontstaan tussen hen, met beschuldigingen van fraude en onrechtmatige concurrentie over en weer.
Het hof heeft de verzoeken van de appellant om [geïntimeerde] als bestuurder te ontslaan en de stichting te ontbinden afgewezen. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat [geïntimeerde] zijn taken verwaarloosde of dat er andere gewichtige redenen waren voor ontslag. Bovendien was er geen bewijs dat de stichting haar activiteiten had gestaakt of dat haar vermogen ontoereikend was. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de stichting niet ontbonden kon worden, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke statuten en de noodzaak voor bestuurders om hun verantwoordelijkheden serieus te nemen. Het hof concludeerde dat de continuïteit van de stichting gewaarborgd was, ondanks de interne conflicten, en dat de appellant onvoldoende gronden had om het bestuur van [geïntimeerde] in twijfel te trekken. De beslissing van het hof houdt in dat de stichting blijft voortbestaan en dat de appellant in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.