ECLI:NL:GHARL:2023:9705

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
200.319.511
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel in het ouderlijk gezag en omgangsregeling in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2023, staat het herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter [de minderjarige1] centraal, evenals de omgangsregeling met haar andere kind, [de minderjarige2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl, heeft in hoger beroep verzocht om herstel van haar gezag over [de minderjarige1], die in 2007 is geboren en met wie de moeder een verbeterde relatie heeft opgebouwd. Echter, het hof oordeelt dat herstel van het gezag niet in het belang van [de minderjarige1] is, gezien haar kwetsbare situatie en de problematiek van de moeder, waaronder psychische problemen en een instabiele levenssituatie. Het hof sluit zich aan bij het advies van de raad voor de kinderbescherming dat de voogdij bij de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, moet blijven.

Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld voor [de minderjarige2], geboren in 2012. De rechtbank had eerder bepaald dat de omgang minimaal eens per drie weken gedurende anderhalf uur zou plaatsvinden. Het hof heeft de omgangsregeling herzien en vastgesteld dat [de minderjarige2] minimaal iedere zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder verblijft, met de mogelijkheid voor verdere uitbreiding van de omgangsfrequentie en -duur, afhankelijk van de beoordeling door de GI. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover het de omgangsregeling betreft, maar bekrachtigt deze voor het overige. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van de kinderen en de noodzaak om de moeder niet te overbelasten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.511
(zaaknummer rechtbank Gelderland 409325)
beschikking van 16 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Voor het verloop van het geding tot 13 april 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief namens de moeder van 12 september 2023 met bijlagen;
- een ongedateerde brief van de GI, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2023;
- een journaalbericht namens de moeder op 17 oktober 2023 met bijlage.
1.3.
Op 19 oktober 2023 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn:
  • mr. V. de Roo, kantoorgenoot van mr. De Gruijl, namens de moeder;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 13 april 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2.
Het gaat in deze zaak over (het herstel in) het gezag van de moeder over:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 in [plaats1] ,
en de omgangsregeling tussen de moeder en:
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats2] .
2.3.
In de (tussen)beschikking van 13 april 2023 heeft het hof de beslissing over het gezag over [de minderjarige1] aangehouden, zodat de GI de tijd heeft om een aantal zaken voor [de minderjarige1] op te starten en de moeder kan laten zien dat zij duurzaam in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] te dragen. Het hof heeft ook de beslissing over de omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige2] aangehouden om een vinger aan de pols te houden.
Het gezag over [de minderjarige1]
2.4.
De moeder wil worden hersteld in haar gezag over [de minderjarige1] . Het gezag kan worden hersteld indien:
dit in het belang van het kind is, en
de ouder duurzaam in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen.
2.5.
Het hof is het na eigen onderzoek eens met het oordeel van de rechtbank, waarbij het verzoek van de moeder om haar gezag over [de minderjarige1] te herstellen is afgewezen. [de minderjarige1] is een kwetsbaar meisje met persoonlijke problematiek dat het nodige heeft meegemaakt. Zo zijn er zorgen geweest over haar ontwikkeling (agressie, drugsgebruik en mogelijk prostitutie). Dit heeft, in combinatie met de problematiek van de moeder, die kampt met psychische problematiek in combinatie met een instabiele situatie (schulden, verdenkingen van drugshandel en wapenbezit) geleid tot de gezagsbeëindiging in 2020. Gebleken is dat de moeder de afgelopen periode grote stappen heeft gezet en dat de relatie tussen [de minderjarige1] en de moeder is verbeterd. [de minderjarige1] verblijft inmiddels meerdere dagen en nachten per week bij de moeder en dit verloopt goed. De moeder is van mening dat herstel in het gezag hierbij past. Het hof volgt de moeder hier echter niet in en sluit zich aan bij het ter zitting gegeven advies van de raad dat het in het belang van [de minderjarige1] is dat de voogdij bij de GI blijft. Hierbij vormt het belang van [de minderjarige1] het uitgangspunt. Voor [de minderjarige1] is het in deze fase van haar leven belangrijk dat zij zich op een gezonde en evenwichtige manier kan ontwikkelen naar haar volwassenheid en kan groeien in haar zelfstandigheid. Daarvoor heeft [de minderjarige1] ruimte nodig. Naar het oordeel van het hof kan de moeder deze ruimte onvoldoende bieden. Aan de ene kant belast de moeder [de minderjarige1] met haar eigen emoties en aan de andere kant durft [de minderjarige1] niet alles met haar moeder te bespreken. Door haar ervaringen in het verleden, is [de minderjarige1] bang voor afwijzing door haar moeder. Voor [de minderjarige1] is het belangrijk om te onderzoeken wie zij is, hoe ze kan omgaan met de verwachtingen die haar moeder van haar heeft, wat er gebeurt als ze hier niet aan voldoet en hoe zij hierin haar eigen keuzes kan maken. Het hof is daarom van oordeel dat herstel in het gezag niet in het belang van [de minderjarige1] is. De eerste grief van de moeder faalt dan ook.
De omgangsregeling met [de minderjarige2]
2.6.
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
2.7.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige2] minimaal eens per drie weken gedurende anderhalf uur contact heeft met de moeder, waarbij een uitbreiding van de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de GI. Sinds de tussenbeschikking van 13 april 2023 is de omgang met [de minderjarige2] stapsgewijs uitgebreid. Op dit moment is er iedere zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur onbegeleide omgang. Deze omgangsregeling verloopt naar tevredenheid, zo bevestigt ook de GI. Volgens de moeder staat niets aan een verdere uitbreiding van de omgang naar een weekendregeling in de weg. Het hof acht een verdere uitbreiding op dit moment niet in het belang van [de minderjarige2] . De afgelopen maanden zijn grote stappen gezet in de uitbreiding van de omgang. Het is belangrijk dat deze omgangsregeling langere tijd goed blijft gaan voordat het tot een verdere uitbreiding komt. Daarbij komt dat er zorgen zijn over het gedrag van [de minderjarige2] aan de ene kant en de belastbaarheid van de moeder aan de andere kant. [de minderjarige2] heeft tot voor kort op de groep regelmatig externaliserend gedrag laten zien, waarbij hij ook fysiek agressief kon zijn. Ondanks dat hij dit gedrag nog niet bij moeder heeft laten zien en zijn gedrag op de groep verbeterd lijkt, moet worden afgewacht hoe dit zich in de toekomst verder zal ontwikkelen. Door de uitbreiding in de omgang verblijft [de minderjarige2] langer en vaker bij de moeder. Dit heeft voor haar tot gevolg dat zij meer de opvoederrol op zich moet nemen en dit zal meer van haar vragen. Voorkomen moet worden dat de moeder overbelast raakt en [de minderjarige2] teleurgesteld raakt.
2.8.
Het hof is van oordeel dat de huidige omgangsregeling als minimale omgangsregeling kan worden vastgesteld, waarbij een verdere uitbreiding van de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding door de GI worden bepaald. In zoverre slaagt de tweede grief van de moeder.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, voor zover het de omgangsregeling met [de minderjarige2] betreft, en als volgt beslissen. Het hof zal de bestreden beschikking zal voor het overige bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 november 2022, voor zover het de omgangsregeling met [de minderjarige2] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt vast als omgangsregeling dat [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats2] , bij de moeder verblijft:
minimaal iedere zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur, waarbij een uitbreiding van de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de GI;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 november 2022, voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, J.H. Lieber en K. Mans, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 16 november 2023 door M.P. den Hollander uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.