ECLI:NL:GHARL:2023:9935

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
18/1262 t/m 18/1269
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vennootschapsbelasting en omzetbelasting met betrekking tot boetebeschikkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht. De zaak betreft aanslagen vennootschapsbelasting en naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2014, waarbij ook verzuim- en vergrijpboeten zijn opgelegd. De Rechtbank Gelderland had eerder op 16 november 2018 een uitspraak gedaan, waarbij belanghebbende deels in het gelijk was gesteld. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, dat meerdere keren is aangehouden in afwachting van een samenhangende strafrechtelijke procedure.

Tijdens de zittingen op 17 mei 2023 en 15 november 2023 is er een compromis bereikt tussen partijen. Het Hof heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen zoals vastgesteld door de Rechtbank in stand blijven, maar dat de boetebeschikkingen worden vernietigd. Tevens is besloten dat belanghebbende geen proceskostenvergoeding ontvangt voor het hoger beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de Rechtbank voor het overige, maar vernietigt de boetebeschikkingen, waarmee het Hof de inspecteur heeft gelast om het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 508 te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 18/1262 tot en met 18/1269
uitspraakdatum: 21 november 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
en het incidenteel hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 16 november 2018, nummers AWB 16/6985, 16/6987, 16/6988, 16/7177, 16/7178, 16/7278, 16/7279 en 17/3566 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2012, 2013 en 2014 aanslagen en over de jaren 2011 en 2012 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd. Daarbij is telkens rente in rekening gebracht. Voorts zijn aan belanghebbende over de jaren 2011, 2012 en 2013 verzuim- en vergrijpboeten opgelegd.
1.2.
Tevens zijn aan belanghebbende over de tijdvakken 2011, 2012 tot en met juni 2014, en september 2015 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd waarbij, met uitzondering van de naheffingsaanslag over het tijdvak september 2015, rente is berekend. Daarbij zijn tevens voor de tijdvakken 2011 en 2012 tot en met juni 2014 aan belanghebbende vergrijpboeten opgelegd.
1.3.
De daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard, met uitzondering van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak september 2015 welk door de Inspecteur gegrond is verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6.
De behandeling van het hoger beroep is op verzoek van belanghebbende verschillende keren aangehouden, onder meer in afwachting van de uitkomst van een met de onderhavige zaken samenhangende strafrechtelijke procedure.
1.7.
Het eerste onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: [naam1] namens belanghebbende, alsmede [naam2] , [naam3] en [naam4] namens de Inspecteur.
1.8.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan partijen toegezonden.
1.9.
Het tweede onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 november 2023 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: belanghebbende en diens gemachtigde mr. M.C.J. Schoenmakers alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur.
1.10.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2.Beoordeling van het geschil

2.1.
Partijen zijn ter zitting van het Hof van 15 november 2023 bij wijze van compromis overeengekomen dat de onderhavige (navorderings)aanslagen en naheffingsaanslagen zoals vastgesteld door de Rechtbank in stand blijven en dat de boetebeschikkingen (zowel betreffende verzuimen als vergrijpen) worden vernietigd. Voorts hebben partijen afgesproken dat belanghebbende geen vergoeding krijgt voor de proceskosten in hoger beroep.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Proceskosten

Aan belanghebbende wordt geen proceskostenvergoeding voor het hoger beroep toegekend.

4.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen,
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond voor zover het betrekking heeft op de boetebeschikkingen,
  • vernietigt de op de boetebeschikkingen betrekking hebbende uitspraken op bezwaar,
  • vernietigt de boetebeschikkingen, en
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door haar voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 508.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema) (M.G.J.M. van Kempen)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 22 november 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.