ECLI:NL:GHARL:2023:9939

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
22/1700 t/m 22/1706
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belastingaanslagen en boetebeschikkingen over de jaren 2009 tot en met 2014

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 30 mei 2022. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2009 tot en met 2014, alsook tegen vergrijpboeten en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het jaar 2009. De Rechtbank had belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld, waarna hij hoger beroep instelde.

Tijdens de zittingen op 17 mei en 15 november 2023 is er een compromis bereikt tussen partijen. Het Hof heeft geoordeeld dat de belastingaanslagen, zoals verminderd door de Rechtbank, in stand blijven, terwijl de boetebeschikkingen worden vernietigd. Tevens is besloten dat belanghebbende geen proceskostenvergoeding voor het hoger beroep ontvangt, maar dat de eerder door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding in stand blijft.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is aan belanghebbende en de Inspecteur verzonden. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de Rechtbank, met uitzondering van de boetebeschikkingen die zijn vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/1700 tot en met 22/1706
uitspraakdatum: 21 november 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 30 mei 2022, nummers AWB 17/2604, 17/2672, 17/2849, 17/2856 tot en met 17/2858 en 17/4223 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2009 tot en met 2014 belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is hem telkens rente in rekening gebracht. Voorts zijn belanghebbende over de jaren 2010, 2011 en 2012 vergrijpboeten opgelegd. Verder is aan belanghebbende over het jaar 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, waarbij rente is berekend.
1.2.
De daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar ten dele gegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het eerste onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: [naam1] namens belanghebbende, alsmede [naam2] , [naam3] en [naam4] namens de Inspecteur.
1.6.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan partijen toegezonden.
1.7.
Het tweede onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 november 2023 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: belanghebbende en diens gemachtigde mr. M.C.J. Schoenmakers alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur.
1.8.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2.Beoordeling van het geschil

2.1.
Partijen zijn ter zitting van het Hof van 15 november 2023 bij wijze van compromis overeengekomen dat de onderhavige belastingaanslagen zoals verminderd door de Rechtbank in stand blijven en dat de boetebeschikkingen worden vernietigd. Voorts hebben partijen afgesproken dat belanghebbende geen vergoeding krijgt voor de proceskosten in hoger beroep.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Proceskosten

Aan belanghebbende wordt geen proceskostenvergoeding voor het hoger beroep toegekend. De door de Rechtbank aan belanghebbende toegekende proceskostenvergoeding blijft in stand.

4.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen,
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond voor zover het betrekking heeft op de boetebeschikkingen,
  • vernietigt de op de boetebeschikkingen betrekking hebbende uitspraken op bezwaar,
  • vernietigt de boetebeschikkingen, en
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door hem voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 274.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema) (R. den Ouden)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 22 november 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.