In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinder- en partneralimentatie na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een lagere alimentatie voor zijn minderjarige dochter en ex-partner verzocht, maar de rechtbank Midden-Nederland had de alimentatie verhoogd. De man ging in beroep tegen deze beslissing, met elf grieven die onder andere betrekking hadden op de ingangsdatum van de alimentatie, de inkomenssituatie van beide partijen en de behoeftigheid van de vrouw.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, zoals een vermindering van het inkomen van de man en een verhoging van het inkomen van de vrouw. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 578,- per maand en de draagkracht van de man op € 696,- per maand. De man is verplicht om € 329,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 1 januari 2023, en dit bedrag wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 349,- per maand.
Wat betreft de partneralimentatie heeft het hof de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 2.462,- per maand, waarbij de man verplicht is om € 289,- bruto per maand te betalen, met een verhoging naar € 307,- bruto per maand per 1 januari 2024. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatieverplichtingen opnieuw vastgesteld, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.