Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Heb de nieuwe huurders bereid gevonden per 1 december het pand te betrekken” en er discussie over het laminaat was ontstaan, heeft [geïntimeerde] op 2 december 2022 (14:48 uur) als ‘laatste handreiking’ bericht: “
Laminaat is eruit en de hal is leeg. Maandag opleveren en dan kun je het verhuren aan de nieuwe huurder.” Daarop antwoordde [appellant] (2 december 2022, 14:49 uur): “
Okay zijn we er toch uitgekomen”. Partijen hebben aansluitend afgesproken om maandagochtend 5 december 2022 elkaar te treffen in het gehuurde pand, in verband met de meterstanden en om het pand te controleren, en zijn toen ook allebei gekomen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] uit de bevestiging van [appellant] dat partijen er toch zijn uitgekomen en uit het volgens afspraak samenkomen op 5 december 2022 kon en mocht afleiden dat [appellant] (alsnog) instemde met beëindiging met wederzijds goedvinden per 1 december 2022.
“Die van[de voorganger]
hebben wij eraf moeten halen dus dat mag de nieuwe huurder doen”), blijkt nergens uit dat [appellant] vasthield aan verwijdering. In plaats daarvan heeft hij het samenkomen op 5 december 2022 bevestigd. Uit de Whatsapp-berichten blijkt ook niet dat [appellant] pas instemde met beëindiging nadat hij (zijn advocaat) een beëindigingsovereenkomst had laten opstellen of onder de voorwaarde dat een beëindigingsovereenkomst zou worden getekend. Voor zover [appellant] het oog heeft op de kosten (€ 250) voor het opmaken van het contract voor de nieuwe huurder, geldt dat dit losstaat van de beëindiging en dat [geïntimeerde] daar ook niet aan heeft vastgehouden. Voor zover [appellant] bedoelt dat alleen een door partijen ondertekende beëindigingsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn, gaat het hof ook daar niet in mee. Een dergelijk vormvoorschrift volgt niet uit de wet (artikel 7:293 lid 3 BW) en evenmin uit artikel 13.1 van de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat afwijkingen van of aanvullingen op de huurovereenkomst “
uitsluitend in schriftelijke vorm overeengekomen worden en alleen in deze vorm bindend zijn”. Het hof is het daarbij met de kantonrechter eens dat WhatsApp dezelfde functie vervult als een schriftelijke vastlegging, en dat de beëindiging via WhatsApp ook aansluit bij de eerdere communicatie via WhatsApp tussen partijen over diverse aspecten van de huurovereenkomst. Aan de beëindiging staat dus ook niet in de weg dat [appellant] de door [geïntimeerde] opgestelde ‘huurbeëindigingovereenkomst’ niet heeft ondertekend.
In de WhatsApp berichtgeving ging u akkoord en daarop hebben wij de hele hal schoon en netjes opgeleverd” en anderzijds (indien [appellant] niet snel meewerkt) “
Wij zullen dan ook tot het eind van het contract blijven doorhuren”; en in een WhatsApp-bericht van vrijdag 9 december 2022 staat dat de raadsman van [appellant] van zich moet laten horen omdat zij anders verdergaat met het huurcontract. Maar uit de e-mail van 16 december 2022 aan de advocaat van [appellant] blijkt duidelijk dat [geïntimeerde] vasthoudt aan de overeengekomen beëindiging per 1 december 2022. Dat volgt ook uit de e-mail van 24 december 2022. En in het – door [appellant] niet aanvaarde – (tegen)voorstel van 6 januari 2023 is voor [geïntimeerde] eveneens uitgangspunt dat [appellant] per WhatsApp is akkoord gegaan met het eindigen van de huurovereenkomst per 1 december 2022. [appellant] mocht uit deze berichten dan ook niet afleiden dat [geïntimeerde] meende dat de huurovereenkomst niet was beëindigd of dat zij bedoelde een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan.
sleuteloverdracht” (e-mails van 24 december 2022 en 6 januari 2023). De verklaring ter zitting bij het hof, dat dit door een leek is geschreven en dat bedoeld is dat er bijvoorbeeld nieuwe sloten konden worden geplaatst of dat [appellant] de sleutels uit de brievenbus zou hebben gehaald overtuigt niet aanstonds, mede omdat (de advocaat van) [appellant] in zijn schikkingsvoorstel van 16 december 2022, waar [geïntimeerde] op reageerde, onder punt 5 “
overhandiging alle sleutels van het gehuurde door huurder aan verhuurder” heeft opgenomen, wat ook voor een leek helder moet zijn. Daar staat tegenover dat [appellant] niet heeft aangedrongen op het verkrijgen van de sleutels, noch anderszins iets heeft ondernomen om weer toegang tot het pand te krijgen.