In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De Rechtbank had de heffingsambtenaar van de gemeente Assen veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 1.133 en had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 117.000. Belanghebbende was het niet eens met de toegepaste wegingsfactor van 0,5 voor de proceskostenvergoeding en heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft vastgesteld dat de Rechtbank de wegingsfactor niet in strijd met het Richtsnoer heeft toegepast, maar dat het Hof in hoger beroep de proceskostenvergoeding opnieuw beoordeelt. Het Hof heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot een totale proceskostenvergoeding van € 2.807,50, waarbij de wegingsfactor voor het hoger beroep op 0,5 is gesteld. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding, maar bevestigd voor het overige. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 136 aan belanghebbende.