ECLI:NL:GHARL:2024:450

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
200.332.344
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de vader in verzoek om omgangsregeling met zijn biologische kind

In deze zaak heeft de vader, die in detentie verblijft, verzocht om een omgangsregeling met zijn biologische kind, geboren in 2021. De rechtbank had de vader eerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof oordeelt echter dat de vader ontvankelijk is, omdat er sprake is van 'intended family life' en een inbreuk op zijn recht op een privéleven zou plaatsvinden als hij niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Het hof stelt vast dat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en dat de vader met zekerheid de biologische vader is van het kind, hoewel hij het kind niet heeft erkend. De moeder heeft het gezag over het kind en de vader heeft nooit contact gehad met het kind. Het hof oordeelt dat de vader voldoende heeft aangetoond dat hij de intentie heeft gehad om een familieband op te bouwen, ondanks zijn detentie. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt een omgangsregeling vast, waarbij de vader en het kind elkaar om de twee weken zullen zien, te beginnen bij de moeder thuis, met de mogelijkheid om in de toekomst onbegeleide omgang te hebben. De omgangsregeling zal in tien maanden worden opgebouwd, waarbij de tijd in detentie niet meetelt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.344
zaaknummer rechtbank Gelderland 417443
beschikking van 18 januari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont op een geheim adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de (biologische) vader,
advocaat: mr. M.T. Psara,
en
[verweerster],
die woont in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. K.J.M. Slangen.

1.Samenvatting van de beslissing

De vader heeft de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek. Het hof vindt dat de vader wel ontvankelijk is in zijn verzoek en stelt een omgangsregeling vast.

2.De kern van de zaak

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie gehad. Na het eindigen van die relatie is [de minderjarige] geboren [in] 2021.
2.2
Uit het verwantschapsonderzoek van het CWZ blijkt dat de vader met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [de minderjarige] is.
2.3
De vader heeft [de minderjarige] niet erkend. De moeder heeft alleen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
2.4
De vader heeft de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] of om een onderzoek door de raad van de kinderbescherming (hierna: de raad) te gelasten. De rechtbank heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken in de beschikking van 3 juli 2023 (hierna: de bestreden beschikking).
2.5
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. De vader komt met acht grieven in hoger beroep. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en:
I. hem ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek;
II. een omgangsregeling tussen hemen [de minderjarige] vast te stellen, die inhoudt dat hij een keer per twee weken omgang heeft met [de minderjarige] van vrijdagmiddag 15.00 uur tot en met zondagmiddag 16.00 uur, en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de omgang eerst wordt opgebouwd en eventueel begeleid door een omgangshuis, of een omgangsregeling vast te stellen die het hof juist vindt;
III. indien nodig een onderzoek door de raad te gelasten, waarbij onderzocht wordt welke omgangsregeling (aard en frequentie) in het belang van [de minderjarige] is.
2.6
De moeder voert verweer in hoger beroep. Zij vraagt het hof om de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.7
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, ingediend op 19 september 2023, met bijlagen;
  • het verweerschrift met bijlagen.
2.8
De zitting bij het hof was op 14 december 2023. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad.

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet en volgt uit de Europese rechtspraak?
3.1
Een kind heeft recht op omgang met een persoon die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. De rechter kan op verzoek van deze persoon een omgangsregeling vaststellen. De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden en neemt een beslissing die hij of zij in het belang van het kind wenselijk vindt. [1]
3.2
Het hof moet allereerst beoordelen of de vader in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [de minderjarige] . Tussen de ouders staat vast dat de vader de biologische vader van [de minderjarige] is. Dit is echter niet voldoende om te concluderen dat de vader in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [de minderjarige] . Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die ertoe leiden dat de band tussen de vader en [de minderjarige] kan worden gezien als
family life.Die omstandigheden kunnen zien op de band die de vader heeft (gehad) met de moeder, de betrokkenheid die de vader heeft (gehad) bij [de minderjarige] (en die erop wijst dat de ouders de intentie hadden om een familieband op te bouwen) of de band die hij met [de minderjarige] heeft. De omstandigheden kunnen voor en/of na de geboorte van [de minderjarige] hebben plaatsgevonden. Het is ook mogelijk om
intended family lifeaan te nemen, als de vader wel een familieband wilde opbouwen met [de minderjarige] , maar dat niet is gelukt, vanwege omstandigheden die buiten de invloed van de vader liggen. [2]
3.3
De vader heeft recht op bescherming van zijn
family life, maar ook op bescherming van zijn privéleven. De (juridische) verhouding tot zijn biologische zoon kan een belangrijk onderdeel zijn van de identiteit van de vader. Als de vader niet-ontvankelijk verklaard wordt in zijn verzoek om een omgangsregeling vast te stellen, kan dat in sommige gevallen leiden tot een inbreuk op zijn recht op een privéleven (
private life). Het enkele feit dat de vader de biologische vader van [de minderjarige] is, is hiervoor onvoldoende. Ook nu moet sprake zijn van bijkomende feiten en omstandigheden. [3] Een inbreuk op het privéleven mag alleen worden gemaakt als dat noodzakelijk is in een democratische samenleving. Om te beoordelen of dat het geval is, moet het hof een inhoudelijke belangenafweging maken, waarin alle betrokken belangen worden meegewogen en dan met name het belang van het kind.
Wat vindt het hof?
Ontvankelijkheid van de vader: ‘(intended) family life’ en ‘private life’
3.4
Het hof is van oordeel dat de vader niet in een nauwe betrekking staat tot [de minderjarige] . De vader en [de minderjarige] hebben elkaar nog nooit ontmoet. Zij hebben dus nog geen familieband, zodat niet gesproken kan worden van
family lifetussen [de minderjarige] en de vader.
3.5
Het hof is van oordeel dat wel sprake is van
intended family life. De vader voert aan dat hij altijd de intentie heeft gehad om een familieband op te bouwen met [de minderjarige] . De vader was gedetineerd sinds februari 2021: aan het begin van de zwangerschap van de moeder. Vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) was het voor de vader lastig om betrokken te blijven bij de zwangerschap. Toch heeft hij dat wel geprobeerd. De ouders hebben op de zitting verteld dat de vader de moeder belde als zij een afspraak had in het ziekenhuis, zodat hij die afspraken via de telefoon kon meemaken. Daarnaast hebben de ouders verteld dat de moeder de vader daarna een boekje met foto’s van de zwangerschapsecho heeft gegeven. De vader heeft verteld dat hij tijdens de zwangerschap ook via zijn advocaat contact heeft gezocht met de moeder. De advocaat van de moeder heeft destijds laten weten dat de moeder geen contact meer wilde met de vader. De vader heeft dit toen geaccepteerd, omdat hij de moeder een fijne en rustige zwangerschap gunde. Toen [de minderjarige] werd geboren, heeft de vader via zijn advocaat ook gevraagd om een foto van [de minderjarige] . De advocaat van de moeder heeft toen laten weten dat de moeder zich daar nog niet goed bij voelde. De vader heeft de e-mails tussen de advocaten overgelegd.
3.6
De vader erkent dat de procedure over de erkenning van [de minderjarige] rommelig is verlopen. De vader heeft bij de rechtbank verzocht om hem vervangende toestemming te geven om [de minderjarige] te erkennen, maar hij heeft dat verzoek ook weer ingetrokken. Toen de bijzondere curator vervolgens een verzoek deed om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, heeft de vader verweer gevoerd. De vader heeft uitgelegd dat hij in de periode rondom die procedure veel aan zijn hoofd had. De vader zat in detentie, hij was (en is) verwikkeld in een strafzaak en hij wist niet goed waar hij aan toe was. De vader was geschrokken van het verweerschrift dat de moeder had ingediend in de procedure over de erkenning. De vader wilde vooral dat [de minderjarige] een fijn en rustig leven heeft. Hij wilde de rust voor [de minderjarige] niet verstoren met de procedure. Hij heeft zijn verzoek ingetrokken en later verweer gevoerd, omdat hij wilde doen wat het beste is voor [de minderjarige] .
3.7
Het hof stelt vast dat de vader ambivalent is geweest in zijn standpunt over de erkenning en gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap. Het hof vindt echter ook dat de vader wel consistent is geweest in zijn wens tot omgang met [de minderjarige] . De vader heeft die wens tijdens de zwangerschap geuit door te proberen betrokken te zijn bij de zwangerschap. Toen de vader geschorst werd uit de PI, heeft hij contact gezocht met de moeder en geprobeerd om een afspraak te maken om [de minderjarige] te zien. Dit is niet gelukt, omdat de ouders het niet eens werden over de voorwaarden van die ontmoeting. De vader heeft de e-mails tussen hem en de moeder in de procedure overgelegd.
3.8
Het hof vindt dat de vader voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat hij tijdens en na de zwangerschap de intentie heeft gehad om een familieband op te bouwen met [de minderjarige] . Dit is de vader niet gelukt, vanwege enerzijds de detentie en anderzijds de afwijzende houding van de moeder. Het hof is daarom van oordeel dat sprake is van
intended family lifetussen de vader en [de minderjarige] . De vader staat dus in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] en is ontvankelijk in zijn verzoek.
3.9
Het hof is overigens ook van oordeel dat inbreuk gemaakt zou worden op het recht op een privéleven van de vader als hij niet-ontvankelijk zou zijn. Het staat vast tussen de ouders dat de vader de biologische vader van [de minderjarige] is. Bovendien heeft de vader, zoals hierboven omschreven, structureel geprobeerd om betrokken te zijn in het leven van zijn zoon. Het hof is van oordeel dat de band met [de minderjarige] daarom een belangrijk onderdeel is van de identiteit van de vader en van zijn privéleven. Het zou in strijd zijn met het recht op een privéleven als de vader niet de kans zou krijgen om een verzoek over een omgangsregeling inhoudelijk te laten toetsen door de rechter.
Inhoudelijke beoordeling
3.1
Omdat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek, beoordeelt het hof het verzoek van de vader inhoudelijk. De advocaat van de vader heeft verteld dat de vader begrijpt dat [de minderjarige] niet in één keer een heel weekend bij hem kan komen. De vader vindt het vooral heel belangrijk om [de minderjarige] te leren kennen en een band met hem op te bouwen.
3.11
Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij de vader leert kennen in een rustig tempo. De raad heeft geadviseerd dat [de minderjarige] en de vader elkaar eerst zien bij de moeder thuis en dat daarna in een periode van ongeveer tien maanden wordt toegewerkt naar onbegeleide omgang. De uiteindelijke omgangsregeling zou dan één dag per twee weken kunnen zijn. Het hof is van oordeel dat dit een passende omgangsregeling is en neemt het raadsadvies dus over.
3.12
De vader heeft verteld dat hij zeker tot mei 2024 geschorst blijft uit de PI. Het is wel mogelijk dat de vader daarna opnieuw naar de PI moet. Het hof zal daarom bepalen dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] in tien maanden moet worden opgebouwd, maar dat de tijd die de vader – eventueel – gedetineerd is, niet meetelt in die tien maanden. Het hof vindt wel dat van de moeder verwacht mag worden dat zij zich inspant om ook tijdens de detentie de omgang tussen de vader en [de minderjarige] in stand te houden. De mogelijkheden daartoe zijn afhankelijk van de afstand tussen de ouders en de richtlijnen die de PI daarvoor heeft. Het hof vindt het wenselijk dat de vader en [de minderjarige] elkaar ook tijdens een detentieperiode nog één keer in de twee weken kunnen zien.
3.13
Het hof bepaalt dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] moet beginnen bij de moeder thuis. De moeder en [de minderjarige] wonen bij de oma van [de minderjarige] . Het hof bepaalt dat de vader alleen naar de omgangsmomenten moet komen. De moeder en/of de oma (van moederszijde) mogen (natuurlijk) wel in het huis aanwezig zijn tijdens de omgang.
3.14
De moeder heeft verteld dat zij het heel lastig vindt om [de minderjarige] bij iemand anders achter te laten. [de minderjarige] is erg aanhankelijk en heeft mogelijk een autismespectrumstoornis of een ontwikkelingsachterstand. Het hof vindt het knap van de moeder dat zij eerlijk vertelt dat zij het lastig vindt om [de minderjarige] los te laten. De raad heeft de moeder geadviseerd om het wijkteam te betrekken bij de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , zodat de moeder hierbij begeleid kan worden. De raad heeft daarnaast de moeder geadviseerd om de vader alvast te introduceren bij [de minderjarige] , door bijvoorbeeld een foto van de vader te laten zien en wat over hem te vertellen. De raad heeft de vader geadviseerd om de moeder daarvoor een aantal foto’s en wat persoonlijke informatie te sturen.
3.15
Het hof vernietigt de bestreden beschikking en bepaalt een omgangsregeling, zoals omschreven onder ‘de beslissing’.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 juli 2023;
stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de vader en [de minderjarige] :
  • de vader en [de minderjarige] zien elkaar om te beginnen één keer in de twee weken onder begeleiding van de moeder bij de moeder thuis. De vader komt alleen naar de omgang. De moeder en/of oma (van moederszijde) mogen in het huis aanwezig zijn;
  • daarna wordt in tien maanden toegewerkt naar één dag per twee weken onbegeleide omgang;
  • de tijd dat de vader in detentie verblijft, telt niet mee in de periode van tien maanden;
  • als de vader in detentie verblijft, spant de moeder zich ervoor in dat de vader en [de minderjarige] elkaar één keer per twee weken blijven zien, afhankelijk van de mogelijkheden die de PI daarvoor biedt.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, met mr. L.M. de Wit als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024.

Voetnoten

1.artikel 1:377a lid 1 en 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Hoge Raad 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5798 en HR 19 mei 2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5876.
3.EHRM 21 december 2010, 20578/07 (