ECLI:NL:GHARL:2024:4757
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. De Witt
- mr. Arntz
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende rijden met een voertuig zonder deugdelijke reminrichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een bestuurder die op 24 november 2022 een sanctie van € 170,- opgelegd kreeg voor het rijden met een voertuig waarvan de reminrichting niet deugdelijk was. De sanctie werd opgelegd na een constatering door een ambtenaar, maar niet tijdens het rijden zelf. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat er geen bewijs was dat de bestuurder daadwerkelijk met een niet-deugdelijk voertuig had gereden, aangezien de constatering pas na de staandehouding had plaatsgevonden.
Het hof oordeelde dat, hoewel de constatering niet tijdens het rijden was gedaan, het voldoende aannemelijk was dat de reminrichting ook ten tijde van het rijden niet deugdelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op de verklaring van de ambtenaar en eerdere jurisprudentie. De gemachtigde had geen nieuwe argumenten aangedragen die de verklaring van de ambtenaar in twijfel trokken. Het hof bevestigde daarom de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.
De uitspraak benadrukt dat voor de vaststelling van de gedraging niet vereist is dat deze tijdens het rijden wordt geconstateerd, en dat de constatering na de staandehouding voldoende kan zijn om de overtreding vast te stellen. De zaak illustreert de toepassing van de regels omtrent de deugdelijkheid van voertuigen en de verantwoordelijkheden van bestuurders.