In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een winkelpand per waardepeildatum 1 januari 2020, vastgesteld door de heffingsambtenaar op € 1.039.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 zijn de partijen gehoord, waarbij de taxateur van de heffingsambtenaar, [naam3], aanwezig was.
De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatierapport en een kapitalisatiefactor van 12,7. Belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de waarde verlaagd moet worden naar € 941.102. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de kapitalisatiefactor aannemelijk heeft gemaakt, maar heeft ook geoordeeld dat belanghebbende gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen ontlenen aan een e-mail van de taxateur, waarin een lagere waarde van € 967.000 werd voorgesteld. Het Hof heeft daarom de WOZ-waarde verlaagd tot dit bedrag en de uitspraak van de rechtbank vernietigd.
De heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.