Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift van VGZ, met producties
- het verweerschrift van [geïntimeerde] , met producties
2.De kern van de zaak en de relevante feiten
vergoeding per maand: de zorgverlener werkt een vast aantal uren en krijgt hiervoor een vaste vergoeding per maand’. Daarbij is het aantal van 238,33 uren per maand ingevuld. Als werkzaamheden van de zorgverlener zijn ‘begeleiding individueel’ en 'begeleiding groep' aangekruist. Als totale maandvergoeding voor deze werkzaamheden is een bedrag van € 5.152,- vermeld. De zorgovereenkomst is ondertekend door [geïntimeerde] en [de bewindvoerder] . Bij de ondertekening is de datum 29 januari 2020 vermeld.
€ 5.152,- per maand mag betalen voor ‘begeleiding groep’ en ‘begeleiding individueel’.
3.Het oordeel van het hof
- er moet sprake zijn van een gedraging van een (rechts)persoon die een bedreiging vormt voor een financiële instelling of de continuïteit en/of integriteit van de financiële sector;
- deze gedraging staat voldoende vast;
- het proportionaliteitsbeginsel moet in acht worden genomen. Dit laatste vereiste houdt in dat een afweging van belangen moet plaatsvinden.
‘vergoeding per maand: de zorgverlener werkt een vast aantal uren en krijgt hiervoor een vaste vergoeding per maand’. Omdat voor hem onduidelijk was hoeveel uren zorg ingevuld moest worden bij een 24-uurs beschikbaarheid, heeft hij het maximaal aantal uren zorg per maand (238,33) opgenomen. [geïntimeerde] ging er daarbij van uit dat het aantal uur slechts een fictief aantal was en hij daar niet aan gebonden was, omdat een vaste maandvergoeding was overeengekomen. VGZ heeft in het licht van deze verklaring van [geïntimeerde] onvoldoende aangetoond dat [geïntimeerde] deze - volgens VGZ niet toegestane - constructie heeft toegepast om een onrechtmatig voordeel te verkrijgen. Het had in dat kader op de weg van VGZ gelegen om aan te tonen dat [geïntimeerde] wist dat deze constructie niet was toegestaan en dat hij er opzettelijk voor heeft gekozen om VGZ te misleiden. Dit heeft VGZ niet gedaan. Dat [geïntimeerde] wel had kunnen en moeten weten dat dit niet de juiste constructie is, blijkt ook niet. VGZ heeft de zorgovereenkomst en de daarbij behorende zorgbeschrijving immers goedgekeurd. Daaruit bleek dat [geïntimeerde] uiteenlopende vormen van begeleiding met 24/7 beschikbaarheid aanbood tegen een vaste vergoeding op basis van 238,33 uur per maand, dus circa acht uur per dag. Ook als juist is dat [geïntimeerde] VGZ had kunnen bereiken voor overleg over het invullen van de zorgovereenkomst en zorgbeschrijving en er voor [geïntimeerde] de nodige informatie op de website van VGZ was te vinden over de vergoeding waarop hij aanspraak zou kunnen maken uit het pgb, betekent dat nog niet dat [geïntimeerde] heeft gefraudeerd door in de gegeven omstandigheden voor deze constructie te kiezen. VGZ brengt nog naar voren dat het om verschillende redenen zeer onaannemelijk is dat [geïntimeerde] de hoeveelheid overeengekomen en aan hem uitbetaalde zorguren per maand gedurende één jaar lang heeft verleend aan [de cliënt] , maar met die stelling gaat VGZ eraan voorbij dat [geïntimeerde] ook niet weerspreekt dat hij geen 238,33 uur zorg per maand heeft geleverd. [geïntimeerde] heeft daarnaast aangevoerd dat als hij een andere constructie had gekozen, namelijk 80 uur zorg per maand tegen een uurtarief van 63,-, waar hij als professionele zorgverlener volgens de toekenningbeschikking mee mocht rekenen, hij dan eveneens recht had gehad op € 5.152 per maand. VGZ heeft hiertegen ingebracht dat [geïntimeerde] niet op deze manier naar het pgb-budget mag ‘toerekenen’, maar zij heeft niet betwist dat [geïntimeerde] meer dan 80 uur zorg per maand heeft verleend en indien hij deze alternatieve constructie had gekozen inderdaad recht zou hebben gehad op € 5.152 per maand. Dat [geïntimeerde] onrechtmatig voordeel heeft verkregen, blijkt dan ook niet.
Ook help ik op mijn manier met prepareren van scooters en motoren voor demontage of juist in orde maken. Ook mijn eigen scooter moet ik af en toe bijwerken onder leiding van begeleider’. Als de zorgbeschrijving ten aanzien van de dagbesteding hiermee onvoldoende specifiek was en/of onvoldoende duidelijk zou maken dat het hierbij gaat om zorg die voor vergoeding in aanmerking komt, had VGZ de zorgbeschrijving met deze inhoud niet goed moeten keuren. Nu ze dat wel heeft gedaan, is het hof met [geïntimeerde] van oordeel dat dit hem niet tegengeworpen kan worden. In elk geval is er dan geen grond om aan te nemen dat [geïntimeerde] zich heeft schuldig gemaakt aan fraude door deze vorm van zorg te declareren. Het feit dat [geïntimeerde] uren heeft geregistreerd tijdens verblijf van [de cliënt] in detentie en op een niet bestaande dag, leiden ook niet tot het oordeel dat [geïntimeerde] heeft gefraudeerd. Ook als [geïntimeerde] had moeten weten dat zorg tijdens detentie niet voor vergoeding in aanmerking kwam, wil dat nog niet zeggen dat [geïntimeerde] heeft gefraudeerd door te declareren voor de zorg die hij in die periode feitelijk wel heeft verleend. [geïntimeerde] heeft verder erkend dat hij uren heeft geregistreerd op een niet bestaande dag (31 september 2020), maar hij heeft aangevoerd dat dit een vergissing was. Die verklaring acht het hof plausibel. De omissie op dit punt is onvoldoende reden om aan te nemen dat [geïntimeerde] fraude heeft gepleegd.